SP Hengelo :: nieuws
27 februari, 2006
Dossier Kok Prowi (update): handelwijze wethouder niet “begrijpelijk en verklaarbaar”
Reactie SP-fractie op dossier Prowi
Op maandag 13 februari 2006 werd wethouder Kok door de meervoudige Kamer van de sector strafrecht van de Rechtbank Almelo in de zaak Prowi vrijgesproken. Hij was door het Openbaar Ministerie (OM) vervolgd wegens medeplichtigheid aan oplichting en valsheid in geschrifte. Het OM had 150 uur dienstverlening als straf geëist.
De Rechtbank acht de aanklacht van het OM dus niet bewezen. Inmiddels heeft het Openbaar Ministerie hoger beroep aangetekend tegen deze uitspraak en staat de wethouder dus over een aantal maanden opnieuw voor de rechter.
Twee dagen na de uitspraak kwam het Hengelose college met nadere informatie aan de raad over deze zaak. Van die informatie maakte ook een onthullend rapport van advocatenkantoor Nijsingh over de handelwijze van ambtenaren en de wethouder in deze zaak deel uit.
In deze zogeheten Prowizaak gaat het onder andere om het volgende. In het najaar van 2002 ging het bedrijf failliet. De curator ging toen bekijken wat het bedrijf nog waard was. Een deel van de grond waar het bedrijf op gevestigd was is vervuild. Daarom had de Provincie Overijssel in 1998 reeds het besluit genomen tot het saneren van de grond. De toenmalige eigenaar zou daar slechts 300.000 gulden aan hoeven bij te dragen. De rest van de kosten werd door de Provincie betaald. In januari 2002 werd de gemeente echter het bevoegd gezag in het kader van bodemsaneringen en ging de afspraak die de Provincie had gemaakt over op de gemeente. Toen de eigenaar Prowi verkocht ging ook de saneringsafspraak mee. Deze eigenaar ging dus failliet.
De voormalig eigenaar wilde het bedrijf terugkopen, maar wilde daarbij van de gemeente ook de zekerheid dat een deel van de grond door de gemeente gesaneerd zou worden en dat hij van die kosten gevrijwaard zou zijn. Daardoor zou de grond dus aanmerkelijk meer waard worden. Wethouder Kok zegde toe, dat de eerder met de Provincie gemaakte afspraak kon worden hernieuwd. Dit concrete aanbod werd aan de curator t.b.v. een eventuele koper van het onroerend goed niet gedaan. De curator vond dat hij daardoor door de gemeente, en in het bijzonder de wethouder en een ambtenaar, is benadeeld en deed aangifte.
Het college maakt haast om deze zaak zo snel mogelijk uit de wereld te helpen. Maar ook het college geeft aan dat vrijspraak voor de wethouder niet betekent dat alles goed is gegaan. Integendeel in een voorstel aan de raad komt ze tot de conclusie dat er heel veel anders had gemoeten.
Een ander punt in deze zaak vormt de informatie die het college in deze heeft verschaft. Sinds de inval van de FIOD op 25 april 2005 zijn geen mededelingen gedaan. De SP is daar zeer kritisch over.
SP fractievoorzitter Mariska ten Heuw gaf tijdens de behandeling in de raadscommissie van donderdag 16 februari als haar eerste reactie:
Mariska ten Heuw (SP)
Meneer de voorzitter,
Als raadsfractie wordt ons in korte tijd gevraagd, zonder dat we er onderling goed over hebben kunnen spreken, een standpunt in te nemen over het voorliggende collegevoorstel aan de raad met bijbehorend dossier in de Prowizaak.U zult begrijpen dat we dat in slechts anderhalve dag tijd niet kunnen. Wij beperken ons dan ook tot het stellen van een aantal vragen om meer zicht in de zaak te kunnen krijgen.
Onze fractie wil inzake het Prowidossier twee punten van elkaar scheiden:
aan de ene kant de informatievoorziening van het college richting de raad en aan de andere kant de zaak zelf.
De informatievoorziening aan de gemeenteraad
Op dit punt hebben we na een eerste lezing van de stukken de volgende vragen voor het college:
Op 25 april 2005 heeft de burgemeester de commissie/raad geïnformeerd over de inval van de FIOD.
Onze vraag: Waarom is toen niet direct gemeld dat ook archieven/computer etc. van een wethouder in het geding waren en is de indruk gewekt dat het slechts om administratieve gegevens ging van een afdeling.
Het college hanteert kennelijk sinds het moment dat kantoor Nijsingh (september) is ingeschakeld de stelregel, dat “er een terughoudend beleid wordt gevoerd ten aanzien van de informatievoorziening en er geen mededelingen worden gedaan over de strafzaak zolang die onder de rechter is”. Er is dan echter nog geen zaak onder de rechter, dat gebeurt pas op 9 november 2005 als het OM aankondigt tot dagvaarding over te gaan.
Onze vraag: Kan het college nader toelichten waarom voor deze lijn is gekozen. Had het niet voor de hand gelegen in dat stadium de raad juist wel te informeren?
De wethouder is inmiddels in juni al als verdachte in deze zaak gehoord. Hij geeft op 9 november 2005 aan tijdelijk terug te treden omdat hij vindt, dat hij als wethouder van onbesproken gedrag dient te zijn.
Onze vraag: Heeft hij zich die vraag in juni ook gesteld en waarom is hij toen niet teruggetreden?
Burgemeester Kerckhaert heeft in november gesteld, dat hij de raad alleen in vertrouwelijkheid over deze zaak wil informeren en de informatievoorziening aan de raad niet los kan zien van de strafzaak.
Onze vraag: Heeft de raad nu alle relevante informatie wel?
De ING Bank heeft de gemeente op 15 augustus 2005 aansprakelijk gesteld voor 1.000.000,- euro.
Onze vraag: Waarom is dit niet gemeld en waarom is dit niet opgenomen in de risicoparagraaf van de begroting 2006?
De zaak zelf
Het college vindt de handelswijze van de wethouder, gelet op een aantal bijzondere omstandigheden, begrijpelijk en verklaarbaar. Onze fractie is nog niet zo ver dat we dat standpunt kunnen delen. Wel kunnen we zeggen dat ook wij er geen twijfel over hebben, dat de wethouder zonder oogmerk van persoonlijk gewin heeft gehandeld.
Ten eerste willen we opmerken dat voor ons het handelen van de curator- of zo u wilt het niet handelen van de curator- op geen enkele wijze bepalend kan zijn voor de verklaring van het handelen van de wethouder.
Het argument van het behoud van de werkgelegenheid wordt als dé reden gepresenteerd voor het handelen van de wethouder. In dat verband hebben wij wij de volgende vragen:
1. Er zijn kennelijk om die reden afspraken gemaakt met de heer Leusink buiten de curator om. Had de curator daarover niet moeten worden geïnformeerd, ook al was de gemeente volgens Klosterman daartoe juridisch wellicht niet verplicht?
2. Waarom zijn er überhaupt afspraken gemaakt met Leusink in september 2002, terwijl hij toen geen eigenaar was van de grond
3. Waarom zijn er – als het immers ging om het belang van de werkgelegenheid – geen harde garanties gevraagd aan Leusink voor het behoud van de werkgelegenheid;Het college vraagt zich terecht af hoe het proces van onbevoegd handelen zich heeft kunnen voltrekken. In dat verband hebben wij de volgende vragen:
4. Hoe heeft het kunnen gebeuren dat de wethouder het onderwerp niet in het college inbracht? Daarvoor moeten er toch redenen zijn geweest.
5. De wethouder heeft bij herhaling verklaard, dat zijn stijl van besturen er een is van op hoofdlijnen. In deze zaak houdt hij zich echter bezig met details: hij maakt een concrete afspraak over sanering van grond in een individueel geval. Hoe is dit met elkaar te rijmen?Na de beantwoording door het college volgde op maandag 20 februari 2006 haar tweede termijn.
Mariska in tweede termijn:
De informatievoorziening aan de gemeenteraad
De lijn die door het college is gevoerd in de informatievoorziening naar de raad toe is consistent, namelijk consequent de raad niet informeren. Deze lijn is wat ons betreft onjuist geweest. De actieve informatieplicht die het college richting de raad heeft, is een actieve rol. Dat betekent dat ook zaken die het college minder prettig vindt of minder gelegen komen gemeld moeten worden.
Complicerende factor van het Hoger Beroep
De wethouder heeft in zijn eerste termijn aangegeven dat het instellen van het Hoger Beroep door het Om betekent dat hij niet vrijuit kan praten. Hij wil geen dingen zeggen die hem mogelijk in de verdere strafzaak kunnen schaden. Wij vinden dit een complicerende factor in de wijze waarop de raad kan worden geïnformeerd.
Schade voor de gemeente
Door de collegeleden wordt betoogd dat de schade voor de gemeente beperkt is tot imagoschade. Dat zal ons inziens echter nog moeten blijken: er ligt natuurlijk wel degelijk een civiele claim van € 1 miljoen en ook de toegezegde saneringskosten aan L. ad. € 1,2 miljoen moeten wat ons betreft als schade worden aangemerkt.
De beoordeling van de zaak zelf
Er zijn fouten gemaakt in dit dossier. Het college wil die fouten verklaren vanuit een aantal bijzondere omstandigheden. Wij beoordelen de gemaakte fouten op basis van de politiek-bestuurlijke verantwoordelijkheid die de wethouder heeft in het proces. Wat ons betreft zijn daarvoor de algemene beginselen van behoorlijk bestuur het kader.
Zorgvuldigheidsbeginsel
Er is volstrekt onvoldoende kennis vergaard die voor de beoordeling van deze complexe zaak nodig zou zijn geweest. Het aanhangig zijn van het faillissement maakte de zaak immers per definitie complex. Daardoor is onzorgvuldig gehandeld. Het enkele feit dat de landsadvocaat om advies is gevraagd en ook geen eenduidig antwoord kan geven had al aanleiding moeten zijn om meer mensen te consulteren. Ook had het in de lijn der verwachtingen gelegen hiërarchisch hoger in de ambtelijke organisatie en het college deze zaak te bespreken: juist vanwege de complexiteit.
Gelijkheidsbeginsel
Aan de curator is een andere voorstelling van zaken gegeven omtrent de mogelijkheden van de sanering van de grond door de gemeente dan gold voor de heer L. Aan de heer Leusink is als toekomstig koper in het vooruitzicht gesteld dat de in 1998 gemaakte afspraak kon worden hernieuwd. Aan de curator is gemeld dat deze afspraak ook voor hem gold, maar niet per definitie voor een toekomstige koper van de grond. Daardoor is in strijd met het gelijkheidsbeginsel gehandeld.
Rechtzekerheidsbeginsel
Het is logisch dat in het door de raad vastgesteld Bodembeleidsplan van juni 2002 is opgenomen dat er een verplichting ad. € 1,2 miljoen ligt op een aantal percelen aan de Chopinstraat. Deze verplichting was van de Provincie overgegaan op de gemeente. Het hernieuwen van die afspraak is echter geen verplichting en het faillissement maakt nu net dat die beleidsafspraak niet meer gold.
O.i. was het logisch geweest als er een heroverweging had plaatsgevonden van de noodzaak tot saneren, waarbij bijvoorbeeld ook de andere percelen op dit terrein (die niet onder de afspraak met de Provincie vielen) zouden zijn opgenomen. De wethouder had o.i. ook niet de bevoegdheid om de afspraak zonder meer de vernieuwen. Indien er na brede afweging wel tot vernieuwing zou zijn besloten is het overigens nog maar de vraag of het bedrag van ƒ 300.000,- als vrijwaring wel hetzelfde zou zijn geweest.
Er is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gehandeld. Daarvoor worden een aantal bijzondere omstandigheden aangehaald. Deze zijn wat ons betreft echter ontoereikend om het handelen van de wethouder te verklaren. Op basis daarvan neigen wij ertoe het handelen van de wethouder af te keuren.
Tijdens de laatste raadsvergadering in de oude samenstelling zal het oordeel over de handelwijze van wethouder Kok geveld worden. Deze vindt plaats op dinsdagavond 29 februari