14 februari, 2006
Jaren onderhandelen en onderzoeken: de vervuiling verspreidt zich
Geschiedenis herhaalt zich, ook die van Prowi
Voor het portiek van mevrouw Kers ligt een hoopje zand. De afvoer moet worden aangepakt, maar die blijkt van asbest te zijn. Het verbaast haar niets. Alles wat in de grond zit lijkt niet pluis. Hier in de flat aan de Griegstraat liepen de bewoners in de jaren negentig met hoofdpijn en misselijkheid rond. Ze roken een vreemde grondlucht. Mevrouw Kers had indertijd ook hoofdpijn, anderen zeiden dat het door de vervuiling van het industrieterrein zou komen. Maar het bleek aan haar ogen te liggen.
In de kelderruimte constateerden onderzoekers een te hoge concentratie chloroform. Maar goed, niemand woont in de kelder, dus liet de provincie het erbij zitten. Mevrouw Kers weet dat de vervuiling nog altijd in de grond zit, maar ze maakt er zich niet druk over. Nu de gemeente na een beroep op de wet openbaarheid van bestuur inzage heeft gegeven in het bodemdossier Prowi, is er voor het eerst zicht op de historie, die uiteindelijk leidde tot de huidige affaire. Zoals bekend zouden een wethouder, een ambtenaar, een advocaat en een accountant onder aanvoering van de huidige Prowi-eigenaar H. Leusink de curator hebben opgelicht door een saneringsafspraak geheim te houden. De curator verkocht de grond voor een miljoen te weinig aan Leusink, aldus Justitie.
Het dossier, een metertje dik, begint eind 1986. De provincie kondigt aan in Hengelo drie gebieden te onderzoeken waar galvaniseerbedrijven hebben gezeten. Een ervan is de Chopinstraat met Prowi en Machinefabriek B&S. In het verleden werkte hier het galvaniseer- en verchroom bedrijf HVI van B.G. Ensing. Die blijkt niet al te zorgvuldig met genoemde stoffen te zijn omgegaan. De grond is flink vervuild. Nader onderzoek begint te lopen en voor tienduizenden guldens verschijnt rapport na rapport. Er is geen risico voor de gezondheid, maar sanering is wel urgent omdat de chemicaliën zich met het grondwater verspreiden. In 1997 bepaalt de provincie dat uiterlijk 1 november 2003 met de schoonmaak moet zijn begonnen.
In die lange periode van onderzoek blijkt dat de bedrijven zich zorgen maken over de gevolgen. B&S wil uitbreiden en Prowi wil zich vernieuwen, maar kan dat wel? Ook zijn ze bang dat ze flink in de buidel moeten tasten voor de schoonmaak.
Wijlen directeur H.G. Muller van de machinefabriek en bovendien verhuurder van grond en pand aan Prowi, krijgt in 1992 van de provincie te horen dat die hem niet tot de veroorzakers rekent, maar dat hij wel kan worden aangesproken ‘voor een (gedeeltelijke) bijdrage in de saneringskosten’.
B&S ziet de bui al hangen en vertrekt. Muller Beheer BV blijft met de vervuilde toestand en Prowi als huurder zitten. 29 augustus 1997 schrijft directeur H. Leusink de provincie een brief. Uitbreiding is voor zijn bedrijf, dat al vijftig jaar hier is gevestigd, ‘een must’. Leusink zou willen vertrekken, maar stelt dat zijn eigen terrein met gebouwen door vervuiling onverkoopbaar is. Hij wil het van Muller gehuurde deel kopen maar dan moet het wel schoon gemaakt worden. Leusink doet het voorstel om 150.000 gulden aan de sanering bij te dragen.
De provincie vindt dit een interessante gedachte, maar het bedrag te laag. Onderhandelingen leiden ertoe dat Leusink op eigen grond voor 102.000 gulden in eigen beheer laat schoonmaken en dat hij voor het verdere saneren ruim drie ton bijdraagt. De provincie neemt de rest voor rekening. De totale saneringskosten worden op 2,7 miljoen gulden geschat.
Er ontstaat een spel dat sterk doet denken aan de latere gesprekken tussen Leusink en gemeente waarin Justitie een samenzwering meent te zien. De provincie wil met Leusink verder omdat hij een aantrekkelijk bijdrage in het vooruitzicht stelt. Maar Muller moet wel willen verkopen en het mag niet te duur zijn.
‘Alles wat Muller vangt, is eigenlijk teveel’, schrijven de ambtenaren. ‘Een oplossing is: … wij maken Muller duidelijk dat een eigenaar van verontreinigde grond een probleem heeft, het terrein niets waard is in verband met claims en wij tegen zijn om te vrijwaren’. Hieruit komt 19 februari 1998 een aanbod van de provincie aan Muller voort: ‘Als hij nu verkoopt aan Prowi maken we een deal: hij wordt gevrijwaard van verdere acties en de provincie maakt afspraken met Prowi over een bijdrage in de kosten’.
Muller verkoopt aan Leusink. Voor welk bedrag wordt uit de stukken niet duidelijk. De familie Muller wil over de geschiedenis niet meer praten, laat zijn zoon B. Muller weten. Mei 1998 wordt de definitieve saneringsprogramma met Leusink gemaakt. ‘Prowi verplicht zich tot betaling van saneringskosten geschat op 300.000 gulden voor de grond van het terrein Muller. Betaling moet uiterlijk 1 juli 2003 geschieden en daarna zal het bedrijf gevrijwaard zijn van juridische acties’.
Zo is de afspraak ontstaan die vier jaar later als een rode draad door de oplichtingaffaire loopt. In 2002, als het moment van sanering nadert, verkoopt Leusink zijn bedrijf met grond en al aan G. Korver. Een half jaar later – na faillissement – probeert hij het van curator Haafkes terug te kopen.
Waar vroeger de provincie meewerkte, helpt volgens Justitie nu de gemeente, die in 2002 het bevoegde gezag is geworden. Haafkes moet – net als Muller toen – worden duidelijk gemaakt dat de vervuilde grond niets waard is. Intussen krijgt Leusink wel de oude saneringsafspraak terug, maar de gemeente laat dat niet aan de curator weten.
En de schoonmaak? Die laat zich nog altijd op zich wachten, terwijl de gevaarlijke stoffen verder zwemmen. De gemeente heeft voor duizenden euro’s ‘actualisatieonderzoek’ laten doen en wil uiterlijk 2008 saneren.
2010 – De Gemeente besluit de betrokken gronden niet te saneren.
https://www.hengelo.nl/Pdf_internet/BestuurOrganisatie/Raad/2010/Stukken_Corsanummer/10G201676_Bodemsaneringsprogramma_2010-2014pdf.pdf (is zojuist om voor de gemeente duidelijke redenen door hen verwijderd geworden)
3.2 Complexe en bijzondere saneringsprojecten In het vorige bodemsaneringsprogramma zijn enkele saneringsprojecten genoemd die momenteel nog niet zijn afgerond. In deze paragraaf wordt stilgestaan bij deze complexe en bijzondere saneringsprojecten. Chopinstraat 10 Deze locatie was opgenomen in het bodemsaneringsprogramma 2000-2004. In deze periode heeft er geen sanering plaatsgevonden. Daarom zijn de gereserveerde ISV-bodem-middelen doorgeschoven naar de periode 2005-2009. In die periode is de reservering opgehoogd. In 2009 is er op grond van actualisatieonderzoek vastgesteld dat er geen sprake is van een actueel verspreidingsrisico. Er wordt niet voldaan aan het criterium dat de verontreiniging zich jaarlijks met meer dan 1000 m3 verspreid. Op basis van het actualisatieonderzoek is er een herbeschikking genomen. De verontreiniging is nu aangemerkt als een ernstig, niet spoedeisend geval van bodemverontreiniging. Op een zogenoemd ‘natuurlijk moment’ zal de verontreiniging worden gesaneerd. Het gereserveerde middelen uit de ISV 1- en ISV 2-perioden zijn zodoende niet ingezet voor sanering van de locatie. Op de locatie Chopinstraat 10 heeft zich de zogenaamde Prowi-affaire afgespeeld. Vanwege deze geschiedenis is besloten om de locatie in dit bodemsaneringsprogramma te noemen, hoewel er eigenlijk geen sprake meer is van een saneringsproject.