Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Opzegging kredietfaciliteit door ING onaanvaardbaar

ING mocht bankrelatie beëindigen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid

Angelsaksisch
Good faith (Redelijkheid en billijkheid)
Description
In contract law, the implied covenant of good faith and fair dealing is a general presumption that the parties to a contract will deal with each other honestly, fairly, and in good faith, so as to not destroy the right of the other party or parties to receive the benefits of the contract.
Nederlands (Redelijkheid en billijkheid)
Redelijkheid en billijkheid is geen vaststaand begrip. Per geval moet bepaald worden wat redelijk en billijk is. De redelijkheid en billijkheid zorgen ervoor dat partijen (en de rechter) niet halsstarrig aan de wet en een eventuele overeenkomst kunnen vasthouden, maar dat ze eventuele (zeer) onredelijke of onbillijke situaties voorkomen. De redelijkheid en billijkheid kan zowel aanvullend als beperkend werken.

X BV had bij ING Bank een kredietfaciliteit van € 2.410.000,=. De kredietfaciliteit bestond uit een rekening-courantkrediet voor onbepaalde tijd en een tweetal rentevaste leningen voor bepaalde tijd. Op de kredietfaciliteit zijn de Algemene Bepalingen van Kredietverlening (hierna: ABK) van toepassing.

In juli 2009 heeft ING Bank X BV geïnformeerd dat zij de kredietrelatie wilde beëindigen. ING Bank voerde als reden aan dat X BV een aantal verplichtingen niet was nagekomen. ING Bank berichtte dat X BV op grond van artikel 25 ABK wegens de vervroegde beëindiging een beëindigingsvergoeding was verschuldigd aan ING Bank.

X BV is niet tot betaling van de vergoeding wegens vervroegde aflossing overgegaan. In de procedure die volgde heeft X BV gesteld dat de kredietovereenkomst onrechtmatig was opgezegd. ING heeft door middel van een tegenvordering aanspraak willen maken op de vergoeding wegens vervroegde beëindiging.

Nadat de rechtbank de vorderingen van X BV had afgewezen en de tegenvordering van ING Bank toegewezen, besloot X BV in hoger beroep te gaan. Het hof heeft vervolgens de vorderingen van X BV alsnog grotendeels toegewezen, en de tegenvordering van ING Bank alsnog afgewezen. Het gerechtshof oordeelde dat de ING Bank ten onrechte de kredietovereenkomst heeft beëindigd voor zover het de rentevaste leningen betreft en (b) dat ING Bank ten onrechte aanspraak maakt op de vergoeding wegens vervroegde aflossing.
Gerechtshof: ING maakt geen aanspraak op beëindigingsvergoeding

Het Hof stelt allereerst vast dat de kredietfaciliteit op grond van art. 11 AKB tussentijds kan worden beëindigd. Daarbij merkt het Hof echter op dat deze beëindiging onder bepaalde omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn. Voorafgaand aan de opzegging van de kredietfaciliteit dienen de belangen van de kredietnemer en kredietgever te worden afgewogen. Daarbij is van belang dat de bank de nodige zorgvuldigheid in acht neemt en naar beste vermogen met de belangen van de klant rekening houdt.

Het Gerechtshof overweegt dat X BV niet altijd haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst met ING tijdig is nagekomen. Zo heeft de aandeelhouder van X BV grotere bedragen onttrokken uit de onderneming dan met ING Bank was afgesproken en is het eigen vermogen van X BV in strijd met de afspraken tussen 2007 en 2008 afgenomen. Tevens heeft X BV de kwartaalcijfers in strijd met de afspraak steeds te laat bij ING Bank aangeleverd. Niet is echter komen vast te staan dat een effectieve leiding bij X BV ontbrak en dat de kwartaalcijfers niet betrouwbaar waren.

Om te beoordelen of de beëindiging van de rentevaste leningen rechtsgeldig was, dienen in dit concrete geval de ernst en de aard van de genoemde tekortkomingen van X BV te worden afgewogen tegen het belang van ING Bank bij de beëindiging van de rentevaste leningen.

Het hof stelt vast dat ING Bank de rentevaste leningen heeft beëindigd zonder voldoende oog te hebben voor de gerechtvaardigde belangen van X BV. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat het belang van ING Bank bij beëindiging van de kredietfaciliteit beperkt was nu zij, in het licht van de steeds tijdige voldoening van de rente- en aflossingsverplichtingen en de waarde van de zekerheden in verhouding tot de vordering op X BV, geen kredietrisico of ander risico liep, ook niet op langere termijn. Als ING Bank haar belang en dat van X BV al heeft afgewogen, dan heeft ze aan haar eigen belang tegenover dat van X BV, gelet op alle hierboven opgesomde omstandigheden, een te zwaar gewicht toegekend en dusdoende haar zorgplicht jegens X BV geschonden.

Daarom is de beëindiging van de rentevaste leningen in de omstandigheden van dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. X BV is de boeterente ad € 122.125,69 niet aan ING Bank verschuldigd.

Hoge Raad volgt oordeel hof: boeterente niet verschuldigd

ING Bank gaat tegen het arrest van het Gerechtshof in cassatie. Dit zonder succes. De Hoge Raad overweegt dat indien een kredietverlener gebruik maakt van een overeengekomen bevoegdheid tot beëindiging van de kredietovereenkomst, de rechtsgeldigheid daarvan beoordeeld moet worden aan de hand van de overeenkomst en de redelijkheid en billijkheid. Het hof heeft de door haar toegepaste maatstaf niet miskend.

Bron

Mission News Theme door Compete Themes.

Copyright @ De Charlatan 2017 – Published Defiance Press & Publishing – New York

RSS
Follow by Email
Facebook
Twitter
WP-Backgrounds Lite by InoPlugs Web Design and Juwelier Schönmann 1010 Wien