De betalingsdiscipline in Nederland
Nederland behoort binnen de Europese Unie tot de landen met een gemiddelde betalingsdiscipline. Niet buitengewoon slecht, maar zeker ook niet buitengewoon goed. Dit hoofdstuk laat zien hoe het betaalgedrag in Nederland is en hoe dit afsteekt tegen dat van andere Europese landen. Bovendien gaat het dieper in op achtergronden van slecht betalen: waarom zijn bedrijven traag met betalen en wat voor bedrijven en instellingen zijn het waar men het niet zo nauw neemt met de betalingsmoraal?
Volgens een recent onderzoek van Intrum Justitia – marktleider in Europa op het gebied van kredietmanagement – was de gemiddelde betalingsachterstand in Nederland tijdens het vierde kwartaal van 2003 13,6 dagen.
Dat is een lichte stijging ten opzichte van het derde kwartaal, toen de gemiddelde betalingsachterstand in Nederland 12,9 dagen was. In 1997 echter was de gemiddelde betalingsachterstand nog 19 dagen.
De gemiddelde betalingsachterstand is momenteel 13,6 dagen
Bron: Intrum Justitia
Onder betalingsachterstand wordt verstaan het aantal dagen dat de toegestane betalingstermijn wordt overschreden. In Nederland is een betalingstermijn van 30 dagen gebruikelijk, maar sommige bedrijven hanteren een kortere periode van 14 dagen of andere individueel overeen gekomen betalings perioden. De gemiddeld toegestane betalingstermijn ligt daardoor op 27,1 dagen.
Een ander onderzoek, in 2004 door de Groep Gerechtsdeurwaarders Nederland (GGN) uitgevoerd onder Nederlandse bedrijven, geeft aan dat 56% te laat betaalt (dus de toegestane termijn van dertig dagen overschrijdt).
Internationale vergelijking
Hoe steekt Nederland met zijn betaalgedrag af tegen andere Europese landen? Om dit te meten heeft Instrum Justitia de zogenaamde ‘European Payment Index’ ontwikkeld. Dit is een indicator voor het betaalgedrag in 22 Europese landen.
De index voor elk land wordt samengesteld uit indicatoren als:
– de contractuele betalingstermijn in dagen;
– de daadwerkelijke betaaltermijn in dagen;
– de ouderdomsstructuur van uitstaande vorderingen;
– debiteurenverlies (in %);
– verwachtingen ten aanzien van trends op het gebied van handelsrisico;
– karakteristieken van de gevolgen van betalingsachterstanden;
– oorzaken van betalingsachterstanden.
In totaal wordt de index samengesteld uit 21 waarden.
Uit de analyse van eind 2003 blijkt, dat Portugal met een waarde van 191 het slechtst scoort op de European Payment Index (de hoogste score op de index betekent de slechtste prestatie wat betreft betaalgedrag) en Finland het best met een score van 123. De Scandinavische landen (Denemarken, Finland, IJsland, Noorwegen en Zweden) scoren met een gemiddelde van 129 allemaal goed op deze index. De Oosteuropese landen (Tsjechië, Hongarije en Polen) scoren als groep het slechtst (163), gevolgd door de groep Baltische staten (Estland, Letland en Litouwen). Ook de Zuideuropese landen (Italië, Spanje en Portugal) betalen niet best. Nederland bevindt zich met een waarde van 153 in de middenmoot, maar scoort daarmee nog wel iets beter dan zijn buurlanden Duitsland, België en het Verenigd Koninkrijk.
Frankrijk en Duitsland kennen beide een gemiddelde betalingsachterstand van 15 dagen (in Nederland is dit 14 dagen). Maar in Frankrijk wordt als betalingstermijn gemiddeld 51 dagen afgesproken, terwijl dit in Duitsland 31 dagen is. Per saldo moet de leverancier in Frankrijk dus langer op zijn geld wachten dan in Duitsland. De Scandinavische landen hebben niet alleen de kortste toegestane betalingstermijn, ze gaan daar ook het minst overheen. Een andere belangrijke indicator is welk percentage van de uitstaande vorderingen ‘over datum’ is. In Nederland was dat ten tijde van het onderzoek 48%. In Europees verband is dit een slechte score. Hoewel er een grote groep landen is waarvan de percentages dicht bij elkaar liggen, bevindt Nederland zich ver van de kopgroep bestaande uit noordelijke landen en – opvallend – Italië. Voor dit laatste land geldt kennelijk, dat de gemiddeld afgesproken betalingstermijn relatief lang is, maar dat een groot deel van de facturen wel binnen deze termijn betaald wordt.
Oorzaken van betalingsachterstand
Het al eerder genoemde onderzoek van GGN geeft aan, dat de belangrijkste reden voor het te laat betalen wordt gevormd door financiële problemen bij de debiteur: 36% van de ondervraagden geeft dit als reden op. Daarnaast geeft 23% van de ondervraagden op dat de debiteur te laat betaalt om rente te besparen (renteloos lenen). Andere redenen die genoemd worden zijn administratieve tekortkomingen bij de koper en onenigheid over de geleverde goederen of diensten.
Oorzaken van betalingsachterstand:
- Financiële problemen bij de debiteur 36%
- Vooropgezette te late betaling 23%
- Administratieve tekortkomingen bij de koper 14%
- Betwisting van de geleverde goederen of diensten 9%
- Andere reden 13%
- Onbekend 4%
Ook in het onderzoek rond de European Payment Index is gekeken naar oorzaken van de betalingsachterstand. Financiële problemen bij de debiteur worden vaak als reden genoemd, maar een van de belangrijkste reden is de opzettelijk late betaling om rente uit te sparen: de leverancier als kredietverstrekker.
Heel opvallend is dat in vrijwel alle gevallen in ruim de helft van de gevallen bewust te laat wordt betaald. De late betaler eigent zich daarmee wederrechtelijk een rentevoordeel toe dat toekomt aan de leverancier.
Sinds 2002 is het in de EU mogelijk een wettelijke boeterente in rekening te brengen bij overschrijding van de toegestane betalingstermijn. Dit instrument wordt echter zelden toegepast omdat leveranciers bang zijn daarmee klanten te verliezen.
Waar zitten de slechte betalers?
Er zijn verschillen tussen sectoren in betaaltermijnen en betaalgedrag. Postorderbedrijven hanteren bijvoorbeeld gemiddeld de langste betalingstermijn (30,8 dagen), terwijl hun facturen gemiddeld met de minste betalingsachterstand worden voldaan (8,4 dagen). In de financiële dienstverlening worden bedrijven geconfronteerd met een gemiddelde betalingsachterstand van 19,6 dagen – ruim boven het gemiddelde van 13,6 dagen –, terwijl de gemiddeld gehanteerde betalingstermijn van 25 dagen iets onder het Nederlandse gemiddelde ligt. Ook zijn er duidelijke verschillen als we naar de omvang van bedrijven of instellingen kijken. Daarbij geldt in het algemeen: hoe groter de organisatie, hoe trager de betaling. Bij grote organisaties kan de leverancier er in het algemeen zekerder van zijn dat hij uiteindelijk wordt betaald, maar hij moet wel langer op zijn geld wachten. Uit een Engels onderzoek bleek bijvoorbeeld dat het grootbedrijf in 1994 een twee keer zo groot bedrag aan betalingen aan het MKB schuldig was als omgekeerd; dit resulteerde in een netto ‘lening’ van het MKB aan het grootbedrijf ten grootte van £ 20 miljard. De Franse situatie was in 1997 vergelijkbaar, volgens onderzoek afkomstig uit dat land. Ook meer recent Belgisch onderzoek lijkt het adagium ‘hoe groter de organisatie, hoe trager de betaling’ te bevestigen: vooral het MKB en grote ondernemingen betalen met vertraging, dit in tegenstelling tot eenmanszaken en particulieren.
Economische gevolgen van te laat betalen:
Te laat betalen schaadt de economie op drie manieren:
1. Het veroorzaakt faillissementen van bedrijven; dat gaat ten koste van de economische groei en werkgelegenheid;
2. Het veroorzaakt kredietproblemen: groeiende bedrijven lopen sneller tegen hun kredietlimieten op en worden daardoor in hun ontwikkeling geremd;
3. Het gaat ten koste van de productiviteit: ondernemers moeten tijd en geld steken in het innen van hun vorderingen, die zij anders aan de ontwikkeling van hun bedrijf hadden kunnen besteden.
Liquiditeitsproblemen en faillissementen:
Jaarlijks worden er in Nederland rond de 60.000 nieuwe bedrijven opgericht en 40.000 bedrijven opgeheven. Een deel van de starters zijn dochterbedrijven van al bestaande ondernemingen. Deze oprichtingen zijn van groot belang voor de economische dynamiek en werkgelegenheid.
Hoeveel omzet de nieuw opgerichte bedrijven maken en hoeveel toegevoegde waarde zij creëren is niet bekend. Wel bekend is dat nieuw opgerichte bedrijven van groot belang zijn voor de werkgelegenheid. In 2002 bijvoorbeeld waren de nieuw opgerichte bedrijven goed voor 119.000 banen: 61.000 banen bij starters en 58.000 bij nieuwe dochterbedrijven. In dat zelfde jaar nam de werkgelegenheid in de totale Nederlandse economie met 58.000 personen toe (meegeteld zijn alle banen vanaf 12 uur per week). Dit illustreert hoe belangrijk nieuwe bedrijven zijn voor de werkgelegenheid. Een faillissement kan vele oorzaken hebben. De ondernemer kan onbekwaam zijn, de markt kan tegenzitten, de conjunctuur is slecht, er kan fraude in het geding zijn of persoonlijke omstandigheden kunnen een rol spelen. Een faillissement wordt steeds vaker veroorzaakt door financiële problemen die worden veroorzaakt door te late betalingen van afnemers. Uit een groot Europees onderzoek ten behoeve van de Europese Commissie (1995) bleek dat een kwart van de faillissementen wordt veroorzaakt door te late betalingen. Op basis daarvan becijferde de Commissie dat het slechte betalen Europa jaarlijks 450.000 banen kost, die de toch al hoge werkloosheid verder doen oplopen. Bovendien, zo becijferde de Commissie, gaat er elk jaar voor € 23,6 miljard aan uitstaande vorderingen verloren als gevolg van faillissementen veroorzaakt door late betalingen. Van de 8.750 faillissementen die in 2003 in Nederland werden uitgesproken, ging het in 6.386 gevallen om bedrijven en instellingen (de overige faillissementen betroffen natuurlijke personen). Een faillissement van een bedrijf gaat vaak gepaard met een flinke schuld. Over het jaar 2002 waren deze bedragen gemiddeld € 226.000 bij eenmanszaken en € 400.000 bij vennootschappen (BV’s, NV’s, VOF’s en CV’s). Passen we deze bedragen toe op de uitgesproken faillissementen van 2003, dan laat de rekensom zien dat door de ruim 6.000 faillissementen ruim € 2,2 miljard in rook is opgegaan (ongeveer € 2 miljard aan onbetaald gebleven schulden bij BV’s en VOF’s plus ongeveer € 260 miljoen bij eenmanszaken; de 228 ‘overige’ faillissementen zijn in de berekening niet meegenomen). Ook in Nederland is een kwart van de faillissementen te wijten is aan achterstallige betalingen. Dit betekent dat er in 2003 ruim € 550 miljoen is ‘verdampt’ door een slechte betalingsmoraal. Wanneer er steeds netjes op tijd was betaald zou de toegevoegde waarde van de B.V. Nederland ruim € 550 miljoen hoger zijn geweest, alleen doordat er minder bedrijven failliet waren gegaan. Dit komt overeen met 0,12% van het bruto binnenlands product (BBP). Het is nu ook mogelijk een schatting te maken van de schade in termen van werkgelegenheid. Het BBP (dat is de optelsom van wat er in Nederland aan toegevoegde waarde wordt geproduceerd) bedroeg in 2003 ruim € 450 miljard. Die productie werd voortgebracht door bijna 8,3 miljoen personen. Dat betekent dat de toegevoegde waarde per persoon in 2003 ongeveer € 54.000 was. Let wel: hier zitten ook personen bij die maar een paar uur per week werken, maar ook die kunnen hun baan kwijtraken door een faillissement. Een eenvoudig rekensommetje leert dan dat de productiederving van € 550 miljoen overeenkomt met ruim 10.000 banen. In werkelijkheid zal het aantal verloren gegane banen nog iets hoger liggen omdat de toegevoegde waarde per hoofd bij bedrijven die failliet gaan, vermoedelijk minder is dan gemiddeld in de Nederlandse economie (het zijn natuurlijk niet de allersterkste bedrijven die kopje onder gaan). In dit onderzoek wordt daarmee geen rekening gehouden. Het berekende verlies van 10.000 banen als gevolg van faillissementen die veroorzaakt zijn door slecht betalen, is daarmee aan de voorzichtige kant. Eerder is vermeld dat er jaarlijks ongeveer 60.000 banen worden gecreëerd door nieuw opgerichte bedrijven. Nu blijkt dat er zo’n 10.000 banen weer verloren gaan door faillissementen ten gevolge van slecht betalen. Het zijn natuurlijk niet altijd de pas opgerichte bedrijven die failliet gaan, al lopen zij wel het grootste risico. Juist die nieuw opgerichte bedrijven vormen een bron van innovativiteit en economische dynamiek. Behalve dat zij banen en groei kosten, gaan de faillissementen dus ook ten koste van het innovatieve vermogen van de economie.
Kredietproblemen: een handrem op de groei:
Late betaling betekent voor ondernemingen dat zij extra werkkapitaal nodig hebben om de uitstaande vorderingen te financieren. Het bestaande bedrijfskapitaal moet anders worden ingezet of er moet extra financiering van buiten worden aangetrokken, bijvoorbeeld door verhoging van het bankkrediet. Een voorbeeld kan dit verduidelijken.
Veronderstel een Finse onderneming die metaalproducten maakt voor de internationale markt. De omzet van die onderneming is € 55 miljoen per jaar. De balans van de onderneming ziet er als volgt uit.
Activa
- Kas en andere liquide activa € 1 miljoen
- Uitstaande vorderingen € 3 miljoen
- Voorraden en andere vaste activa € 6 miljoen
Passiva
- Vermogen en schulden € 10 miljoen
Volgens de in Finland geldende contractuele betaaltermijn van (afgerond) 20 dagen heeft het bedrijf € 3 miljoen aan uitstaande vorderingen (20/365 x € 55 miljoen).
Omdat de feitelijke betaaltermijn in Finland gemiddeld 26 dagen is loopt het bedrag aan uitstaande vorderingen op tot (26/20 x € 3 miljoen =) € 3,9 miljoen. Dit betekent dat het bedrijf € 0,9 miljoen extra aan zijn kasmiddelen of voorraden moet onttrekken om de debiteurenportefeuille te financieren.
Als daar geen ruimte voor is, moeten externe financieringsbronnen worden aangeboord om liquiditeitsproblemen te vermijden. Extra krediet is niet in alle gevallen mogelijk.
Het verkrijgen van financiering is een berucht knelpunt vooral voor jonge en groeiende ondernemingen. Banken zijn vaak terughoudend om deze ondernemingen te financieren. Als zowel interne als externe financiering niet lukken, moet het bedrijf zijn productie verminderen om niet boven het bedrag van € 3 miljoen aan uitstaande vorderingen uit te komen. In het Finse voorbeeld moet de productie beperkt blijven tot € 42 miljoen Dit betekent een omzetverlies van € 13 miljoen, ofwel 20%. De gemiddelde overschrijding van de betaaltermijn in Finland met 6 dagen kost het bedrijf in dit voorbeeld dus 20% aan omzet wanneer het tegen zijn kredietgrenzen aanloopt. Veronderstel nu dat het Finse bedrijf al zijn productie naar Nederland zou willen exporteren. Dan loopt het tegen het probleem aan dat Nederlanders trager betalen dan Finnen. In het vorige hoofdstuk is aangegeven dat de gemiddelde betaaltermijn in Nederland 40,7 dagen is tegen 26,3 dagen in Finland. De debiteurenportefeuille van het Finse bedrijf zou dan groeien naar € 6,1 miljoen. Als hiervoor geen externe financiering kan worden gevonden moet het Finse bedrijf zijn omzet terugschroeven naar € 27 miljoen om niet in liquiditeitsproblemen te raken. Het bedrijf kan dus maar de helft van zijn potentiële omzet realiseren omdat Nederland slechter betaalt dan Finland. Als het bedrijf naar Italië zou willen exporteren, wordt dat nog veel erger. Het krijgt dan te maken met de gemiddelde betaaltermijn van 93,1 dagen die in Italië geldt. Als er geen financiers te vinden zijn voor dit extra leverancierskrediet, blijft de omzet steken op € 12 miljoen, ongeveer een vijfde van wat mogelijk zou zijn bij een betalingsdiscipline naar Finse maatstaven. Het bovenstaande voorbeeld maakt duidelijk dat slecht betalen tot een enorm verlies aan potentiële omzet kan leiden in gevallen waarin bedrijven tegen hun kredietlimieten oplopen omdat er te veel geld onder de slecht betalende klanten zit. Zij kunnen daardoor ook niet altijd de extra financieringsmiddelen aantrekken die zij nodig hebben om door te groeien.
In veel gevallen zal een bedrijf wel extra krediet kunnen krijgen, maar daar hangt natuurlijk een prijskaartje aan. Als we de kredietrente op 7% stellen, kost de extra financiering van € 0,9 miljoen het bedrijf € 63.000 per jaar aan rente. Dit gaat ten koste van de winstmarge en de groei van het bedrijf.
Het belang hiervan kan ook nog op een andere manier worden geïllustreerd, uitgaande van de gemiddeld in Nederland toegestane betalingstermijn van 27,1 dag. De in Nederland gebruikelijke overschrijding met 13,6 dagen bij bedrijven die tegen hun kredietlimieten aanlopen, ruim 30 % aan omzet kost. Zouden de betalingsachterstanden oplopen tot niveaus die in Duitsland of België gebruikelijk zijn, dan stijgt dit tot boven de 40%. Zouden we afzakken naar Italiaanse betalingsgewoonten, dan kost dit bedrijven die geen kredietruimte hebben zelfs 70% aan potentiële omzet. Finland laat zien dat het ook beter kan. Introductie van het Finse betaalgedrag in Nederland biedt bedrijven 3% extra ruimte om hun omzet te vergroten. Zou de officiële betaaltermijn van Finland (20 dagen) hier gemeengoed worden, dan zou er zelfs ruimte ontstaan voor 35 % omzetstijging zonder dat extra kredietfaciliteiten hoeven te worden aangesproken.
De conclusie uit het bovenstaande is dat bedrijven ernstig in hun expansie worden geremd als zij financieringsmiddelen in slecht betalende debiteuren moeten steken in plaats van in het verbeteren van hun
marktpositie. Hoe groot is de economische schade daarvan?
De in Nederland gebruikelijke overschrijding van de betaaltermijnen met 13,6 dagen betekent dat bedrijven bijna 50 % meer krediet in hun debiteurenportefeuille moeten steken dan nodig zou zijn wanneer iedereen zich aan de afgesproken termijn hield. Dit legt een beslag op de financiële middelen van ondernemingen. Uit de Statistiek Financiën vanOndernemingen van het CBS blijkt dat er per ultimo 2002 voor € 51 miljard aan handelsdebiteuren op de balans stond van het gezamenlijke Nederlandse bedrijfsleven. Omdat de leveringen aan binnenlandse bedrijven ongeveer twee keer zo groot zijn als de leveringen aan buitenlandse bedrijven, nemen we aan dat van de uitstaande vorderingen ook tweederde (€ 34 miljard) betrekking heeft op Nederlandse handelsdebiteuren. Het terugbrengen van de betaaltermijn van gemiddeld 40,7 dagen nu naar de gemiddeld toegestane termijn van 27,1 dag betekent dat bedrijven € 11,4 miljard minder hoeven te financieren. Een vermindering van openstaande vorderingen is voor ondernemingen te vergelijken met een verlaging van de vennootschapsbelasting (vpb). Er blijft immers meer geld over, dat kan worden gebruikt voor extra investeringen, aflossing van schulden of wat dan ook. CPB-econoom De Mooij heeft onlangs berekend wat een vermindering van de vpb met 1%-punt betekent voor de binnenlandse investeringen en de economische groei.
De vpb- opbrengst was in 2002 € 15,4 miljard. Door een verlaging van de vpb met 1%-punt houden bedrijven ongeveer € 450 miljoen in kas. Voor een deel zetten zij dit in voor investeringen. Het te verwachten effect daarvan op de economische groei is € 0,25 miljard. Veronderstel nu – heel voorzichtig – dat 10% van de bedrijven in hun groei worden geremd doordat zij tegen kredietlimieten aanlopen. Die 10% krijgt, wanneer iedereen zich aan de gemiddelde toegestane betaaltermijn houdt, € 1140 miljoen extra financiële ruimte. Conform de berekening van De Mooij is het te verwachten effect hiervan op de economische groei € 630 miljoen. Een dergelijke impuls levert natuurlijk ook banen op. Volgens de eerdere berekening komt dit neer op een extra banengroei van 11.500 banen.
(De Mooij, 2003: Heeft de vennootschapsbelasting een toekomst? Oratie Erasmus Universiteit
Rotterdam.)
Natuurlijk houdt een verbetering van het betaalgedrag niet alleen in dat bedrijven sneller hun geld ontvangen, maar ook dat ze zelf sneller moeten gaan betalen. Macro-economisch gezien is dat een verschuiving, geen extra bate. Toch wordt er voordeel geboekt omdat door de snellere betalingen de totale omvang van de debiteurenportefeuille daalt. Dit geeft extra financiële ruimte aan bedrijven, waarvan het voordeel hierboven is becijferd.
Kosten van kredietmanagement
Naast de verliezen als gevolg van faillissementen en de kosten van gemiste groei omdat te veel investeringsmiddelen van bedrijven vastzitten in de debiteurenportefeuille, is er nog een derde reden waarom een slechte betalingsmoraal de economie schaadt: ondernemers moeten meer tijd en geld in hun debiteurenbeheer steken dan bij een goede betalingsdiscipline nodig zou zijn. Dit gaat ten koste van de tijd en het geld zij die voor hun eigenlijke business beschikbaar hebben. In een recente enquête van Graydon onder 421 ondernemers in het midden-en kleinbedrijf is gevraagd hoeveel tijd deze ondernemers aan hun debiteurenbeheer kwijt zijn
Hoeveel tijd zijn ondernemers aan debiteurenbeheer kwijt (in %)?
< 1 uur per week 1-3 uur per week 3-10 uur per week 10-30 uur per week 30-40 uur per week > 40 uur per week Geen antwoord
6-19 werknemers 27,3 37,4 26,4 – – – 8,9
20-49 werknemers 16,7 20,9 40,7 7,3 5,1 4,6 4,7
50-110 werknemers 13,1 18,5 32,6 16,8 8,8 4,0 6,2
Naast tijd zijn er kosten met het debiteurenbeheer gemoeid. Eerder is al genoemd dat in Nederland bijna de helft van de uitstaande vorderingen ‘over datum’ is. Daar moet dus aandacht aan worden besteed. Daarnaast geldt in het algemeen dat 2-6% van de debiteuren dubieus is.
Een voorzichtige schatting is dat de kosten van aanmaningen en andere administratieve handelingen die met te laat betalen te maken hebben, 1% van de debiteurenportefeuille belopen. In de vorige paragraaf is becijferd dat de in Nederland uitstaande vorderingen van bedrijven € 34 miljard bedragen. Het gaat hier dan dus om € 340 miljoen. Nu zijn kosten voor een goed debiteurenbeheer nooit helemaal te vermijden. Maar het lijkt niet onaannemelijk dat de helft hiervan kan worden bespaard wanneer er in het algemeen netjes op tijd wordt betaald. Het voordeel hiervan voor bedrijven is dan € 170 miljoen. Opnieuw kan worden berekend wat een structurele kostenbesparing van € 170 miljoen betekent voor de werkgelegenheid en de economische groei. Volgens dezelfde methode die hiervoor is gehanteerd, betekent deze kostenbesparing een extra impuls voor de economische groei van bijna € 100 miljoen en een extra werkgelegenheid van 1700 banen.
Op tijd uw rekeningen en facturen betalen – dat is echt beter voor uw leverancier!
Conclusies
Het beeld is nu compleet. Te laat betalen schaadt de Nederlandse economie op drie manieren. Het leidt er ten eerste toe dat (vooral kleine) bedrijven in liquiditeitsproblemen komen en failliet gaan (of zich zelf opheffen). Het betekent in de tweede plaats dat bedrijven meer kapitaal nodig hebben om hun activiteiten te financieren. Een deel van de bedrijven – vooral kleinere en snelgroeiende bedrijven – die dit niet uit eigen middelen kunnen financieren, loopt daardoor tegen kredietlimieten op en kan niet expanderen. En het leidt er, ten slotte, toe dat bedrijven meer tijd en geld in hun debiteurenbeheer moeten steken dan bij een goede betalingsdiscipline nodig zou zijn. Deze drie effecten veroorzaken (macro-)economische schade doordat er kansen op economische groei en werkgelegenheid verloren gaan.
Schade van te laat betalen voor de Nederlandse economie
Gemiste economische groei (mln. euro’s) Gemiste werkgelegenheid (in personen)
1. Faillissementen 550 10.000
2. Verloren groeikansen door kredietlimieten 630 11.500
3. Extra kosten debiteurenbeheer 100 1.700
Totaal 1280 23.200
Bron: NYFER
Het blijkt dat een flink deel van de ondernemers bewust te laat betaalt om te kunnen profiteren van het ‘gratis’ leverancierskrediet. Men zou kunnen denken dat het macro-economisch niet zoveel uitmaakt als iedereen wat later betaalt omdat latere ontvangsten en latere betalingen elkaar in evenwicht houden: het nadeel van de een is het voordeel van de ander en vice versa. Dit is een grote vergissing. Deze studie maakt duidelijk dat de Nederlandse economie jaarlijks meer dan een miljard euro groei misloopt doordat er slecht wordt betaald en dat er bijna 25.000 banen minder zijn dan er hadden kunnen zijn bij een goede betalingsdiscipline. We worden er dus met z’n allen slechter van dat er op grote schaal de hand wordt gelicht met de afgesproken betalingsvoorwaarden.
Stel dat Nederland zijn betalingsgedrag op de volgende manier wist te verbeteren:
1. de algemeen aanvaarde, officiële betalingstermijn wordt teruggebracht van bijna 30 dagen nu naar 15 dagen. Met het huidige elektronische betalingsverkeer zou dat technisch geen enkel probleem hoeven zijn.
2. Daarnaast wordt de gemiddelde overschrijding van de afgesproken betalingstermijn teruggebracht naar 5 dagen in plaats van 13,6 dagen nu (een aantal slechte betalers blijf je altijd houden). In dat geval zou het gemiddelde bedrijf binnen 20 dagen zijn geld in huis hebben in plaats van meer dan 40 dagen nu.
Dat zou een enorme impuls voor de Nederlandse economie zijn:
1. het aantal faillissementen daalt met een kwart; dat levert een extra economische groei op van € 550 miljoen en levert 10.000 banen op;
2. handelskredieten aan Nederlandse bedrijven worden gehalveerd; bedrijven die tegen hun kredietlimiet zitten krijgen daardoor € 1700 miljoen extra aan financiële ruimte; dat zorgt voor een extra economische groei van € 940 miljoen en 17.200 extra banen);
3. bedrijven hoeven nòg minder tijd en geld aan hun incasso-activiteiten te besteden; stel dat nog een zo’n 20% extra op debiteurenbeheer kan worden bezuinigd, dan spaart dit € 120 miljoen uit en levert het 2000 banen op.
Economische effecten van een vermindering van de gemiddelde betalingstermijn tot 20 dagen
Extra economische groei (mln. euro’s) Extra werkgelegenheid (in personen)
1. Minder faillissementen 550 10.000
2. Besparing op leverancierskrediet 940 17.200
3. Besparing op debiteurenbeheer 120 2.000
Totaal 1610 29.200
Bron: NYFER