Druk op "Enter" om naar de inhoud te gaan

Onder Curatele

FIOD-ECD
Zwolle

24 juni 2005

1. Leusink misleidt provincie met aankoop vervuilde grond (1996)

Sinds 1996 wil Leusink van buurman Muller Beheer BV 3.082 vierkante meter grond (dat voor opslagdoeleinden wordt gehuurd) kopen, waarvan een deel ernstig is vervuild. Dat terrein ligt aan de Chopinstraat 10 en de Brucknerstraat 89. Het bedrijfsterrein van Prowi Interieur (3.638 vierkante meter) is gelegen aan de Chopinstraat nr 11, 12 en 13.
De verontreinigingssituatie van het aan te kopen terrein is omschreven in twee rapporten die de provincie in 1993 en 1994 had laten opstellen. Op 11 november 1996 vindt een gesprek plaats tussen Leusink en bureau Witteveen en Bos. Dit bureau zou voor Prowi Interieur een kostencalculatie opstellen voor de sanering van het bedrijfsterrein aan de Chopinstraat 10. In juli 1997 stelt de provincie een discussienota op. Naar aanleiding daarvan wordt overleg gevoerd tussen de provincie en Leusink.

Op 29 augustus 1997 schrijft Leusink, in zijn hoedanigheid van directeur van Prowi Interieur BV, aan de provincie:
‘Gezien de vervuiling op dat naastgelegen terrein heeft Prowi geen enkele mogelijkheid op de huidige lokatie uit te breiden, terwijl dit een [?] must is voor een gezonde bedrijfsvoering. De gemeente Hengelo staat een uitbreiding niet in de weg. Prowi wil ook wel vertrekken van de huidige locatie doch door de vervuiling van de buurman is haar eigen terrein met gebouwen onverkoopbaar. Prowi interieur BV zit al meer dan 50 jaar op deze locatie. De enige mogelijkheid voor Prowi is dat het terrein op korte termijn (in de loop van 1998) wordt schoongemaakt, of dat ze op een andere wijze regeling wordt getroffen zodat wij op de huidige lokatie kunnen uitbreiden.’

Leusink stelt dus dat hij het terrein wil aankopen en laten reinigen om Prowi Interieur te laten uitbreiden. Leusink geeft ook aan dat de kosten voor de gehele bodemsanering niet door Prowi gedragen kunnen worden, maar dat het bedrijf bereid is een deel van de saneringskosten voor haar rekening te nemen. Door de provincie is vervolgens aangegeven dat indien Prowi Interieur BV de locatie aankoopt en de grondverontreiniging saneert, de provincie voor sanering van de (omvangrijke) grondwaterverontreiniging
zal zorg dragen.

Op 31 oktober 1997 geeft de provincie een definitieve beschikking op basis van de Wet Bodembescherming met betrekking tot de Chopinstraat 10. Dit project is opgenomen in de prioriteitenstelling van het provinciale milieuprogramma onderdeel bodemsanering 1996 van provincie Overijssel. In de beschikking is gesteld dat zowel de grond als het grondwater is verontreinigd met cadmium, chroom, koper, nikkel, lood, cyaniden en gechloreerde koolwaterstoffen. De provincie concludeert tot een ernstig geval van bodemverontreiniging als bedoeld in artikel 29 van de Wet Bodembescherming en is van mening dat er een verspreidingsrisico bestaat. Daarom acht zij het geval urgent en stelt de datum van reiniging op 1 november 2003. De provincie heeft dit tijdstip, waarop uiterlijk met de sanering moet zijn aangevangen, vastgesteld aan de hand van de “Circulaire bepaling saneringstijdstip” van het ministerie van VROM van 18 februari 1997.

Een exemplaar van de definitieve beschikking is gezonden naar B&W van Hengelo.Afschrift is gezonden aan het kadaster van Overijssel om de aanduiding van de aard van dit besluit bij de betrokken percelen in de kadastrale registratie op te nemen. Kort na deze beschikking, op 11 november 1997, brengt het door Leusink ingeschakelde raadgevend ingenieursbureau Witteveen en Bos rapport uit aan Prowi Interieur.

“Aanleiding voor de uitvoering van aanvullend nader onderzoek is de gewenste detaillering van de saneringskosten van de grond op het bedrijfsterrein.

In dit rapport is onder meer vermeld:
‘… indien het toekomstige bedrijfspand afmetingen heeft groter dan de afmetingen van het onderhavige bedrijfspand dient rekening gehouden te worden mei reiniging van de vrijkomende toplaag uit de vakken J. K, L en W.’

Op 19 mei 1998 schrijft de provincie aan verkoper Muller Beheer BV: ‘De heer Leusink heeft aangegeven dat het zijn keuze is geweest om Crale B. V. te laten aankopen in plaats van Prowi Interieur BV.’

Op 29 mei 1998 schrijft de provincie aan Prowi interieur BV:
“Geachte heer Leusink,
Zoals met U afgesproken bevestig ik de volgende afspraak tussen u en de provincie Overijssel.
Prowi Interieur BV c.q. Crale BV verplicht zich tot betaling van kosten die samenhangen met de sanering van de onlangs van Muller beheer BV gekochte locatie gelegen aan de Chopinstraat 10 te Hengelo. De hierbedoelde sanering betreft alleen de sanering van de verontreinigde grond. De hiermee samenhangende kosten worden vooralsnog geschat op ongeveer j 300.000,—. De betaling aan de provincie dient uiterlijk op 1 ju li 2003 plaats te vinden. De provincie zal u hiervoor in het voorjaar van 2003 een declaratie sturen. Vanaf het moment waarop de betaling heeft plaatsgevonden is Prowi Interieur BV, c.q. Crale BV te Hengelo gevrijwaard van juridische acties (kostenverhaal/bevel) als bedoeld in de saneringsregeling van de Wet bodembescherming. In principe zal de provincie de totale sanering in 2003 uitvoeren. Er zal echter worden
getracht om te komen tot uitvoering in 1999. Aan Prowi interieur B V zal op dit punt spoedig uitsluitsel worden gegeven. Het is echter aan Prowi Interieur B V om te bepalen op welk moment het een deelsanering zal laten uitvoeren om de gewenste nieuwbouw te kunnen realiseren.
Het is gewenst dat Prowi interieur BV voor de uitwerking van de verdere uitbouw- en eventuele saneringsplannen contact onderhoudt met onze projectleider, de heer ing. J.van der Graaf.”

In deze brief is een duidelijke volgorde vastgelegd: Prowi Interieur bepaalt op welk moment de grond voor de gewenste nieuwbouw gesaneerd zal worden. Vervolgens wordt de grond door de provincie gereinigd (zo mogelijk al in 1999). Daarna zal de provincie ook het grondwater reinigen. Ten slotte zal de provincie een declaratie van naar schatting ƒ 300.000 aan Prowi Interieur BV sturen. Voorzover redacteur bekend heeft noch Prowi Interieur, noch Crale, noch de curator ooit aan de provincie of de gemeente Hengelo meegedeeld dat de deelsanering uitgevoerd moet worden. Misschien hangt dit samen met het feit dat geen nieuwbouw op het betreffende perceel is gerealiseerd. De in 2001 gepleegde nieuwbouw is geheel op het oude terrein van Prowi Holding verrezen en niet op het in 1998 aangekochte terrein. Het in 1998 aangekochte terrein speelt geen rol bij de bedrijfsvoering van Prowi Interieur, anders dan dat er (vermoedelijk) enige opslag plaatsvindt. Overigens heeft Hoftijzer (die Korver bijstond bij de aankoop van Prowi) aan Korver en Lakeman medegedeeld dat volgens hem de provincie de overeenkomst had opgezegd nadat het faillissement was uitgesproken.

2. Leusink misleidt koper Prowi Holding

Misleiding door verkopers vóór 1 februari 2002
In de eerste helft 2001, vermoedelijk begin 2001, deelden Bart Smits en Marskramer aan Leusink en Crans mee dat hun omzet na juni 2001 ernstig zou inzakken. In de raming 2002 die door Prowi als onderdeel van het informatie profiel is gepresenteerd, wordt gesproken over een aanzienlijke omzetstijging van de belangrijkste klanten van Prowi te weten Bart Smit en Marskramer. Van Marskramer werd minimaal € 3 miljoen omzet in 2002 voorspeld. Een sterke expansie van Bart Smit in België werd aangekondigd en een groei van de keten van winkels onder de naam EPlaza. Deze misleiding wordt versterkt door elektronische brieven van maandag 4 februari 2002 van Thewessem (de voor Leusink verkopende bedrijfsmakelaar) namens Leusink aan Korver waarin wordt gesproken over vele projecten die op de rol zouden staan. Er stond geen enkel project op de rol en de omzet van Bart Smits en Marskramer was in januari 2002 sterk gedaald. Technisch- commercieel directeur Schopman heeft later aan Korver, in aanwezigheid van diverse andere personen, verklaard dat reeds medio 2001 door Bart Smit en Marskramer was verklaard dat zij veel minder orders zouden plaatsen bij Prowi.

Leusink en Crans boden in 2001 de onderneming aan Schopman, Plattje en Schoolkate te koop aan. Schopman en Plattje konden niet met elkaar overweg zodat deze mogelijkheid verviel. Schopman wilde de onderneming wel in zijn eentje ovememen maar kon geen bedrag betalen dat aan de wensen van Leusink en Crans voldeed. Daarna zochten Leusink en Crans via Thewessem een externe koper, die zij in augustus 2001 vonden in de persoon van Korver. Korver schreef op 27 november 2001 aan Leusink en Crans dat hij in principe bereid was om ƒ 8.000.000 plus intrinsieke waarde voor Prowi te betalen. Nadat hij als koper was afgewezen, sluisde Schopman vrijwel alle Prowi-klanten (met uitzondering van Bart Smit en Marskramer) door naar een concurrent van Prowi (Kroeze Projects BV) waarin Schopman een belang had. Vermoedelijk wilde hij in de loop van 2001 al bij Prowi Interieur ontslag nemen maar is hem door Leusink dringend gevraagd aan te blijven tot de aandelen Prowi Holding aan de nieuwe eigenaar waren overgedragen. Dit zou kunnen verklaren dat Schopman op de dag van de aandelen overdracht, 25 maart 2002, zijn ontslagbrief aan Korver wilde overhandigen. Vermoedelijk is dit ook de achtergrond van het riante arbeidscontract zonder concurrentiebeding dat Prowi Interieur (lees: Leusink) hem in september 2001 had aangeboden, maar waarover hij uiteraard moest zwijgen.

Leusink had ook aan Korver meegedeeld dat er nauwelijks concurrentie was. In werkelijkheid bleek er een belangrijke concurrent te zijn waarvoor zelfs de technischcommerciële directeur Schopman van Prowi Interieur werkzaam was.

In het informatiememorandum was vermeld dat de verkoopstaf van Prowi vier personen omvatte. In werkelijkheid waren dat er twee. De stelling van Leusink en Crans dat zij Prowi wilden verkopen omdat zij wat anders wilden doen, blijkt ook onwaar te zijn want op 21 oktober 2002 zijn zij weer met Prowi gestart.
In 1997 waren de twee grootste klanten Marskramer en Bart Smit goed voor 45,5% van de omzet. Vooral de omzet van Bart Smit steeg tot 2000 enorm. Zie tabel.

1997 1998 1999 2000 2001 (raming)
Marskramer 25,2 20,7 19,4 11 19,3
Bart Smit 20,2 27 33,4 53,5 38,8
Marskramer + Bart Smit 45,4 47,7 52,8 64,5 58,1

Leusink heeft Korver/Hoftijzer vóór de koopovereenkomst misleid door te verzwijgen:
1. dat de omzet van Marskramer en Bart Smit met ca 70% zou verminderen en te stellen dat die omzetten zouden stijgen.
2. dat de technisch-commerciële directeur Schopman het resterende klantenbestand naar een concurrerend bedrijf had overgebracht en te stellen dat er geen concurrenten waren.
3. dat de omzet van de andere bestaande klanten in 2002 met circa 85% zou krimpen.
4. dat sinds 2001 vaststond dat de technisch-commerciële directeur Schopman direct na de overdracht van de aandelen zou vertrekken (om hem te vervangen is in januari 2002 via een rekruteringsbureau een verkoper aangetrokken).
5. dat de onderneming naast Schopman nauwelijks over verkopers beschikte.

Verkoop Prowi Holding
Op 1 februari 2002 verkochten Leusink, Jedacol Beheer, Crans en Hedec Beheer alle aandelen Prowi Holding BV aan Olimar BV i.o. voor ƒ 8 miljoen (€ 3.630.242). Jedacol Beheer en Hedec Beheer waren pensioenmaatschappijen waarin Leusink en Crans sinds 1999 hun pensioenen hadden onder gebracht. De gezamenlijke stijging van het eigen vermogen van Jedacol en Hedec steeg in 2002 met € 2,7 mln ofwel ƒ 6 mln.
In de koopovereenkomst was onder meer het volgende bepaald:
Art. 3 lid 2 Aansprakelijkheid van Crans en Leusink privé zijn uitgesloten. Hedec Beheer en Jedacol Beheer zullen tot ultimo 2004 het eigen vermogen op minimaal € 453.780 instandhouden om eventuele claims te kunnen voldoen.
Art. 3 lid 4 Schopman heeft recht op 10% van de jaarlijkse winst vóór belasting van Prowi Interieur met een maximum van € 34.034 per jaar.
Art. 3 en 4 Verkopers garanderen dat er geen besluiten van de directie zijn genomen die nog niet zijn uitgevoerd.
Art. 3 lid 5 Verkopers vrijwaren Olimar tot en met 31 december 2003 voor alle aanspraken met betrekking tot de vervuilde grond voorzover die aanspraken de in de balans opgenomen voorziening van ƒ 300.000 te boven gaan.
Art. 3 lid 11 Verkopers garanderen de juistheid en de volledigheid van de balans per 31 december 2000 met uitzondering van het bepaalde in artikel 3 lid 6 (een GAK-geschil waarvoor een regeling is getroffen). Het eigen vermogen eind 2000 was ƒ 2.153.847 (€ 927.373).
Art. 3 lid 12 De koopsom wordt verminderd “gelijk met de hoogte van de vordering” wanneer de door de verkopers afgegeven garanties onjuist of onvolledig zijn.
Art. 4 Alle baten van Prowi Holding na 1 januari 2001 zijn voor Olimar.
Art. 6 lid 1 De overeenkomst wordt ontbonden indien Olimar niet vóór 1 april 2002 de aankoopfmanciering rond krijgt.
In de koopovereenkomst heeft Leusink ook voor Crans getekend, zonder daartoe zichtbaar gemachtigd te zijn.

Voor de koopprijs van € 3.630.242 zou Olimar de volgende zaken verwerven:
■ Een onderneming met per eind 2000 een zichtbare intrinsieke waarde van € 927.373, een geheel nieuwe montagehal, een geheel vernieuwd kantoor, aanmerkelijke stille reserves in grond en nieuwbouw, een geheel vernieuwd machinepark maar vrijwel zonder verkoopstaf en vrijwel zonder klanten.
■ Het nettoresultaat over 2001 (bleek te zijn € 594.613).
■ Het netto resultaat over 2002 tot datum overdracht (naar schatting € – 360.000).
Misleiding na 1 februari 2002
Na 1 februari 2002 is stelselmatig een rooskleurige gang van zaken gepresenteerd aan Korver. Dit ondanks het feit dat in het eerste kwartaal elke maand het resultaat € 50.000 bij het budget achterbleef. De verliezen (in elke maand meer dan € 100.000) zijn systematisch verzwegen. Deze bleken pas nadat Korver (na de aandelenoverdracht op 25 maart) eind maart aan boekhouder Plattje om de resultaten over het eerste kwartaal
had gevraagd. Het verlies over het eerste kwartaal van € 344.746 (bijna ƒ 800.000) is vermoedelijk vrijwel geheel veroorzaakt door gratis werk aan de villa van Leusink.
Het is merkwaardig te zien dat de (gedeclareerde) omzet 17% bij het budget was achtergebleven terwijl alle andere variabele kosten aanmerkelijk hoger waren dan gebudgetteerd! Zie de onderstaande tabel, budget achter. Het materiaal verbruik was echter 14% hoger dan gebudgetteerd. De post “overige kosten” was zelfs 71% hoger dan gebudgetteerd. Hieronder de cijfers van het eerste kwartaal 2002 in euro’s:

Budget Werkelijkheid
Omzet 830,42 692,871 -17%
Loonkosten 403,98 464,567 +15%
Materiaalverbruik 315,56 358,358 +14%
Overige kosten 104,88 178,97 +71%
Afschrijvingen 35,721 35,721 0%
Brutoresultaat 29,731 -344,746

Olimar heeft de aankoop kunnen financieren door ƒ 6 miljoen van de ING Hengelo te lenen. De heer Eggink was commercieel directeur van ING bank Enschede en was door Hoftijzer benaderd. Eggink en ING Hengelo schokken toen zij hoorden dat er voor zoveel mensen ontslag was aangevraagd. Ook schrokken zij van het onverwachte verlies van bijna ƒ 800.000. De feitelijke contactpersonen met de bank waren de
directeur van ING Hengelo, H.W. Renskers, en Pots. Met ingang van april 2002 werden maandelijks de resultaten aan de bank verzonden. Die moeten dus bij de curator aanwezig zijn.

3. Leusink en Plattje maken Olimar failliet

Sabotage door Leusink, Crans en Plattje
a) Leusink en Crans, die tot 25 maart 2002 directeur van Prowi Interieur waren, lieten toe dat technisch commercieel directeur Schopman ook na 1 februari 2002 de klanten bleef doorverwijzen naar concurrent Kroeze Projects BV.
b) Nadat Olimar op vrijdag 1 februari 2002 het verkoopcontract met Jedacol en Hedec had ondertekend vroeg Prowi, onder leiding van directeuren Leusink en Crans op dinsdag 5 februari 2002 op bedrijfseconomische gronden ontslag aan voor acht mensen van de afdeling Metaalbewerking en Montage. Onder hen was een onmisbare meubelmaker. Op 13 februari 2002 vroeg Prowi ontslag aan voor een negende medewerker. Leusink en Crans hebben deze stappen voor Korver verzwegen hoewel de onderneming sinds 1 januari 2002 voor rekening van Korver werd gedreven.
c) Prowi Interieur heeft op 13 maart 2002 een ontslagprocedure tegen binnenhuisarchitect Peereboom aanhangig gemaakt en dit voor Korver verzwegen.
d) Leusink en Crans hadden Korver schriftelijk verboden contact op te nemen met het midden-management. Ook hadden Leusink en Crans het midden-management verboden om contact op te nemen met Korver. (Hoftijzer kan getuigen). Daardoor bleven de misleiding en de sabotage tot 25 maart 2002 voor Korver verborgen.
e) Omstreeks 1 februari 2002 startte Prowi Interieur bouwactiviteiten aan de villa van Leusink. Dit werd voor Korver geheim gehouden en pas op 25 maart 2002 door Korver ontdekt. Op 22 augustus 2002 ontdekte Korver dat Plattje geen nota’s had uitgezonden naar Leusink voor die werkzaamheden. De gemaakte kosten worden door Korver op ƒ 250.000 geschat. Doordat Plattje de bouwactiviteiten aan de villa van Leusink niet heeft gedeclareerd beschikten Prowi Holding BV en haar aandeelhouder Olimar BV bij de faillissementsaanvraag in september 2002 door Jedacol/Hedec over circa ƒ 250.000 minder aan liquiditeiten dan anders het geval zou zijn geweest.
f) Plattje incasseerde debiteuren uiterst traag. Daardoor stond 31 augustus 2002 naar schatting bijna € 1 mln aan debiteuren uit [de balans van Prowi per eind augustus 2002 ligt bij de curator]. Dit is aanmerkelijk hoger dan de debiteuren bedragen die eerder openstonden: eind 2000 stond € 393.000 open en eind 2001 stond € 197.000 open. Door de trage inning van Plattje waren de kasmiddelen tijdens de faillissementsaanvraag d.d. 10 september 2002 circa € 0,8 mln lager dan bij normale incassosnelheid het geval zou zijn geweest.
g) Doordat Plattje kort voor de faillissementsaanvraag (in augustus) een aantal door Korver verboden betalingen deed is nog meer liquiditeit (naar schatting ƒ 200.000) aan de onderneming onttrokken.
h) De advocaat van Jedacol en Hedec deed op 17 juni 2002 een schikkingsvoorstel waarbij het laatste miljoen gulden zou worden kwijtgescholden maar dat het op 1 juni 2002 vervallen le miljoen gulden direct zou worden betaald. De advocaat vroeg uitsluitsel binnen twee dagen. Dat kreeg hij niet. Jedacol en Hedec startten pas op 9 augustus 2002 een kort geding. Deze traagheid is vermoedelijk veroorzaakt doordat Leusink en Crans de liquiditeitspositie van Prowi maximaal wilden verslechteren voordat zij het faillissement zouden aanvragen en omdat Leusink zijn villa zover mogelijk wilde laten afbouwen,
i) Toen Olimar in september 2002, na het verloren kortgeding, een aanvullend krediet van ƒ 1 mln bij de ING Bank opvroeg en de bank € 5.000 vroeg om een extern onderzoek uit te laten voeren, beval Korver aan Plattje alle informatie te verschaffen en het gevraagde bedrag ogenblikkelijk te betalen. Plattje heeft geen
van beide opdrachten uitgevoerd zoals later bleek.
Leusink deelde al in augustus 2002 aan Bart Smit en Marskramer mee dat hij het bedrijf weer zou gaan leiden. Dit vertelde hij ook op zijn “afscheidsfeest”, waarbij hij het complete Prowi (Korver) personeel had uitgenodigd), op 13 september 2002.
Crans heeft, na de mededeling dat Schopman zijn ontslag had genomen, aan Hoftijzer en Korver meegedeeld “dat er geen zinnig mens meer zou zijn dat er nog ƒ 8.000.000 voor de firma Prowi zou betalen.” Hoftijzer en Korver kunnen dit getuigen.
Op 16 augustus 2002 is de dagvaarding in kort geding namens Jedacol Beheer en Hedec Beheer aan Olimar uitgebracht. De kortgedingrechter maakt duidelijk dat de centrale vraag is o f Olimar zich kan beroepen op haar recht op verrekening. Volgens de kortgedingrechter kan dat niet omdat Olimar tijdens het kortgeding geen vordering had op de twee houdstermaatschappijen en het ook onzeker is o f Olimar zo’n vordering zal krijgen. Bovendien is, aldus de kortgedingrechter, ook niet duidelijk hoe hoog die vordering dan zou zijn.

Korver en ondergetekende zijn van mening dat Leusink en Crans in maart 2002 de lening separaat hebben willen administreren (en niet als nog te betalen deel van de koopsom) om voor Olimar een beroep op
verrekening onmogelijk te maken.
Door medio september 2002 het gerucht van een naderend faillissement te verspreiden heeft Crans jr. veroorzaakt dat leveranciers hun spullen weghaalden. Daarbij zijn vermoedelijk ook zaken ontvreemd.

Korver en ondergetekende zijn van mening dat Leusink en Plattje op zijn minst sinds maart 2002 de bedoeling hebben gehad Olimar failliet te maken en de onderneming uit het faillissement te kopen door:
a) Twee vorderingen op Olimar te creëren die niet verrekend kon worden met tegenvorderingen;
b) Het voor Olimar onmogelijk te maken beide vorderingen van totaal ƒ 1 mln te betalen door debiteuren extreem traag te incasseren, de vordering van ƒ 250.000 op Leusink niet te incasseren, crediteuren te betalen die niet betaald mochten worden en de mogelijkheid tot het verkrijgen van aanvullend bankkrediet te saboteren.
Op zijn minst staat vast dat Olimar als voorzienbaar gevolg van deze wanprestaties en onrechtmatige daden failliet is gegaan.
Omdat het de bedoeling van Leusink was de onderneming bij de curator terug te kopen (zie mededelingen Leusink op “afscheidsfeest”) lijkt dit een poging van Leusink en Plattje om Korver op te lichten.

4. Haafkes vraagt faillissement Prowi Holding c.s. aan

Nadat Jedacol Beheer en Hedec Beheer het kortgeding tegen Olimar hadden gewonnen vroegen zij het faillissement van Olimar aan. Dat is op 18 september 2002 uitgesproken. Twee dagen later, op vrijdag 20 september 2002, verkreeg curator Haafkes het faillissement van Prowi Holding B.V. en haar beide 100% deelnemingen Prowi Interieur B.V. en Crale B.V.

De vraag is aan de orde of Haafkes het faillissement van Prowi Holding, Prowi Interieur en Crale terecht heeft aangevraagd. Korver was in april 2002 begonnen met het opbouwen van een nieuw klantenbestand en had daarmee zoveel succes dat de onderneming reeds met ingang van april 2002 elke maand winst boekte (€ 71.913 in april). Alle drie vennootschappen maakten sinds april 2002 elke maand winst, de vermogens van alle drie vennootschappen waren positief en ze voldeden alle drie aan hun betaalverplichtingen.

In het l e verslag van de curator wordt zelfs vermeld dat er een stevige orderportefeuille was. Blijkens het 3e faillissementsverslag (28 mei 2003) had Crale een schuld van nder dan € 1.150.

5. Curator verkoopt vlottende activa aan Leusink

In de week van maandag 23 t/m vrijdag 27 september 2002 heeft de firma Giekerk verschillende gesprekken met de curator gehad. Dit mondde in de ochtend van 27 september uit in een per fax uitgebracht bod van € 680.000 plus huurkosten, waarvoor Giekerk een ontbindende financieringsvoorwaarde van een week vroeg. Tezelfdertijd was de curator met Leusink aan het onderhandelen. Op 26 september heeft de curator vermoedelijk een overeenkomst met Leusink gesloten. Op 27 september in de namiddag vroeg de curator aan Giekerk dringend om het bod van die ochtend in te trekken, aan welk verzoek Giekerk gevolg gaf.

In zijn l e verslag meldt de curator: ‘Per 1 oktober jl. heeft een activa transactie plaatsgevonden.’ Kennelijk is niet de onderneming als geheel verkocht want die omvat ook passiva. De activa transactie betrof  vermoedelijk de verkoop van alle debiteuren en voorraden van Prowi Interieur (formeel) aan Plattje en Schoolkate. In het eerste faillissementsverslag is vermeld dat het debiteurensaldo € 540.000 bedroeg. Korver en ondergetekende vermoeden dat het debiteurensaldo aanzienlijk hoger was. Dit wordt nader onderzocht.
Omtrent de waarde van machines en gereedschappen, voorraden en inventaris (waaronder twee vrachtauto’s, drie Mercedes Benz bestelauto’s en een personenauto) wordt in het verslag niets vermeld. Hieronder volgen de balanswaarden van deze activa per 31 december 2001, met uitzondering van de post debiteuren waarvoor de door de curator opgegeven stand is genomen.
Machines en gereedschappen € 373.294
Inventarissen € 96.736
Vervoermiddelen € 132.546
Voorraden € 368.782
Debiteuren (op faillissementsdatum) € 540.000
Totaal exclusief andere posten € 1.511.358

In zijn eerste verslag onder de kop: “De navolgende activa zijn aangetroffen” noemt de curator niet de post machines en gereedschappen van bijna vier ton. Volgens Korver waren deze tijdens het uitspreken van het faillissement wel aanwezig. Wanneer rekening wordt gehouden met afschrijvingen op machines en andere vaste bedrijfsmiddelen, waren de hierboven genoemde activa naar schatting € 1.350.000 waard.

In zijn 2e verslag d.d. 20 januari 2003 meldt de curator dat het saldo op de faillissementsrekening € 813.392 bedraagt. Vermoedelijk is dit (een belangrijk deel van) de opbrengst van de activa transactie. Hoftijzer deelde op 10 juni 2005 aan Korver en ondergetekende mee de opbrengst van debiteuren en voorraden op meer dan € 800.000 te schatten. De jaarrekeningen 2002 van Lido Beheer (Leusink) en Doli Beheer (Crans) tonen eind 2002 financiële vaste activa van in totaal € 1.068.016.
Dat bedrag hebben die vennootschappen waarschijnlijk aan de curator betaald.
Terzijde kan worden gemeld dat op de debiteuren lijsten per eind 2001, die Hoftijzer op 10 juni 2005 aan Korver overhandigt heeft, de namen Bart Smit en Marskramer niet voorkwamen. Op 22 oktober 2002 is bij de KvK onder nummer 08.110.409 ingeschreven de v.o.f Prowi interieur met vestigingsplaats Hengelo. Als vennoten worden ingeschreven Dola Beheer B V en Alma Beheer BV. Deze BV’s waren eveneens op 22 oktober 2002 bij het handelsregister ingeschreven (onder de nummers 08.110.405 resp. 08.110.403). Enig directeur en aandeelhouder van Dola Beheer is Bertal Beheer BV waarvan alle aandelen in handen van Bert Plattje zijn (op 22 oktober 2002 ingeschreven onder nummer 08.110.404). Enig directeur en aandeelhouder van Alma Beheer is Maida Beheer B V waarvan alle aandelen in handen van Marcel Schoolkate zijn. Ook deze BV is op 22 oktober 2002 ingeschreven, onder nummer 08.110.400.

Voor de buitenwereld leek het er dus op dat Plattje en Schoolkate voortgingen met Prowi interieur. Die indruk was ook gewerkt bij journalist Timmers van het dagblad Tubantia. In werkelijkheid hadden Leusink en Crans de onderneming gekocht. Nadere informatie bij de Kamer van Koophandel leert namelijk dat de beide vennoten slechts besluiten mogen nemen wanneer Leusink, Crans, Plattje en Schoolkate het alle vier
met elkaar eens zijn. In feite zijn er dus vier vennoten.
Overigens werd op 22 oktober 2002 ook bij de Kamer van Koophandel ingeschreven Lido Beheer B V onder nummer 08.110.401 met als enig directeur en aandeelhouder Jedacol Beheer en Doli Beheer B V onder nummer 08.110.402, met als enig directeur en aandeelhouder Hedec Beheer. (Lies Leusink en Dora Crans waren gehuwd met Henny Leusink en Henny Crans).

De notaris had op 21 oktober 2002 een drukke dag want alle vennootschappen zijn op die dag opgericht. Nagegaan wordt wanneer de verklaringen van geen bezwaar waren aangevraagd. Dat kan interessante informatie geven in relatie tot de datum waarop de curator de onderneming dan wel de vlottende activa heeft verkocht/verhuurd.
Zowel uit de jaarrekening 2002 van Lido Beheer als van Doli Beheer blijkt dat deze vennootschappen een kapitaalrekening bij Prowi interieur VOF hebben en dat de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling van Prowi interieur VOF gelijk zijn aan die van Lido Beheer en Doli Beheer.
Na de faillissementen van Olimar en Prowi Holding c.s. is de onderneming door Leusink, Crans. Plattje en Schoolkate voortgezet.

6. Curator betaalt ING

Hypotheken en langlopende schulden eind 2001
Eind 2001 was er slechts één hypotheek gevestigd, tot een bedrag van € 1.134.450 ten laste van Prowi Holding voor een resterende schuld van op dat moment € 623.9503. Volgens het kadaster betrof dit een hypotheek tot een bedrag van €1.043.695 die op 21 februari 2001 was gevestigd met een oorspronkelijk bedrag van ƒ 2.300.0004. Er was ook een middellange lening zonder hypotheek van oorspronkelijk € 340.335.
De balans van Crale BV omvatte eind 2001 onroerende zaken met een balanswaarde van € 90.064, liquide middelen ad € 16.558, eigen vermogen van € 24.438, een kortlopende schuld aan een groepsmaatschappij van € 81.050 en “overige schulden en overlopende passiva” van € 1.134. Ten laste van Crale BV was geen hypotheek gevestigd. De balanswaarde van de onroerende zaken betrof uitsluitend niet in gebruik zijnde opstallen (rijp voor de sloop). Het terrein van Crale stond voor € 0 op de balans.
Hypotheken en langlopende schulden op 25 maart 2002
Blijkens een niet getekende kredietofferte van de ING Bank van 5 maart 2002 aan Olimar zouden, indien de kredietfaciliteit aan twee of meer rechtspersonen zou worden verstrekt, die rechtspersonen tegenover de bank hoofdelijk aansprakelijk zijn.
In de hypotheekakte van 25 maart 2002 zijn Prowi Holding, Crale BV en Prowi interieur BV als  kredietnemer aangeduid. De bank krijgt hypothecaire zekerheid tot maximaal € 500.000 (hoofdsom) + € 300.000 voor rente en kosten, dus totaal € 800.000. Het recht van hypotheek wordt verleend op alle percelen die Prowi Holding en Crale BV in eigendom hebben. Al deze percelen zijn op 28 mei 2003 naar HeHe
BV getransporteerd.

Vorige eigenaar perceel oppervlak
1. Chopin straat 11-13 Prowi Holding 0 3936 3.638 m2
2. Chopin straat Crale 0 2373 18 m2
3. Anton Brucknerstraat Crale 0 2840 725 m2
4. Anton Brucknerstraat Crale 0 3 1 8 6 153 m2
5. Chopin straat 10 Crale 0 4977 2.186 m2
Totaal:                                                               6.720 m2

Volgens de hypotheekakte van 25 maart 2002 verklaarde de bank toen bekend te zijn met een besluit ex artikel 55 Wet Bodembescherming welke geldt voor de nummers 1, 2, 3 en 5. Nummer 4 was een niet verontreinigd perceel waarvoor geen besluit was genomen.

Samenvattend: ten tijde van het faillissement had de ING Bank twee door hypotheek gedekte vorderingen: één van € 623.950 (inclusief rente en kosten € 1.134.450) op het oude terrein van Prowi Holding en één van € 500.000 (inclusief rente en kosten € 800.000) op beide terreinen.
De verkoop van de onroerende zaken heeft slechts € 220.000 opgeleverd (zie de hierna volgende paragraaf). De bank heeft haar hypotheekrechten dus slechts tot € 220.000 kunnen uitwinnen. De bank heeft betalingen van de curator ontvangen tot een geschat bedrag van € 650.000. Het grootste deel van de door de bank ontvangen gelden moet dus afkomstig zijn van de activa transactie met Leusink c.s.. Deze betaling is toelaatbaar indien de ING Bank de debiteuren, voorraden en inventaris in zekerheid had. Dit wordt dezerzijds nagegaan. Deze vlottende activa zijn op 1 oktober 2002, vermoedelijk met instemming van de bank, verkocht aan Leusink en Crans.

Bron:
Jaarverslag 2001 zoals vastgesteld door H.R. Bardelmeijer AA van bureau Westerveld en Vossers op basis van door de oude accountant van Prowi aangeleverde cijfers.
Bron: e-mail van mevrouw mr. Zetteler – Wijn & Stael Advocaten van 15 juni 2005.

7. Curator verkoopt gronden met opstallen aan Leusink

Uit de overeenkomst met de provincie volgt dat wanneer de curator had aangegeven dat de grond schoongemaakt moet worden en daarvoor ƒ 300.000 ter beschikking had gesteld, de gemeente Hengelo het grondwater zou hebben moeten reinigen waardoor de grond van Crale ongeveer € 1,5 miljoen meer waard zou zijn, nog afgezien van eventuele waardestijging van de percelen met opstallen van Prowi Holding. Door dit achterwege te laten heeft de curator naar de mening van Korver en ondergetekende wanprestatie en/of onrechtmatige daad jegens de bank, Korver en concurrente schuldeisers gepleegd.

Op 28 mei 2003 heeft de curator alle grond en opstallen van Prowi Holding en Crale voor € 220.000 geleverd aan HeHe BV (door Leusink en Crans eveneens op 28 mei 2003 opgericht). In de transportakte was vermeld dat het terrein was vervuild met asbest en een ondergrondse tank. In de transportakte was niet vermeld dat de grond was verontreinigd met zware metalen of giftige chloorverbindingen.

De curator kende op 28 mei 2003 de toezegging van de provincie Overijssel en wist blijkens zijn 3e verslag d.d. 28 mei 2003 dat die toezegging geldig was. Hij voegde daar in zijn 3e verslag aan toe dat die toezegging slechts betrekking had op een deel van de verontreinigde ondergrond. Dat was juist. De curator verzweeg echter dat de gemeente verplicht was het grondwater te reinigen wanneer hij als curator van Crale dat deel van de grond voor ƒ 300.000 zou laten reinigen en dat door de totale reiniging de grond van Crale circa € 1.500.000 in waarde zou stijgen. Ook verzweeg de curator dat de opstallen van Prowi Holding nauwelijks in waarde waren gedaald door de grondwatervervuiling. De curator verzweeg ook dat de grond van Prowi holding nauwelijks o f niet was verontreinigd.

Op 28 mei 2003 schreef de curator in zijn 3e verslag aan de rechter-commissaris:
‘De ondergrond onder het thans verhuurde bedrijfspand is sterk vervuild. Het in mijn vorige verslag gemelde omtrent een toezegging van de provincie Overijssel is wel juist, doch heeft slechts betrekking op een deel van de verontreinigde ondergrond. Dit heeft tot gevolg dat de waarde van het bedrijfspand sterk wordt gedrukt. In feite is sprake van een negatieve waarde, omdat de kosten van verontreiniging hoger zijn dan de waarde van de onroerende zaak. Inmiddels is de onroerende zaak met uw instemming onderhands verkocht. Levering moet nog plaatsvinden. ”

De curator verzweeg dat ook de schone grond met opstallen diezelfde dag was geleverd. De curator was kennelijk al enige tijd voor 28 mei 2003 voornemens om het onroerend goed aan Leusink en Crans te verkopen want het oprichten van de nieuwe besloten vennootschap HeHe BV moet normaal gesproken wel enkele dagen hebben geduurd. Overigens blijkt hier uit dat ook Leusink en Crans al enige tijd voor 28 mei
2003 hadden besloten de grond voor € 220.000 te kopen.

De taxatie door Troostwijk van de opstallen van Prowi Holding aan de Chopinstraat 11 en de Brucknerstraat 89 in Hengelo d.d. 7 juni 2002 kwam uit op € 2.960.000.

In zijn eerste verslag, 9 oktober 2002, meldt de curator:
‘Deze vennootschappen [Prowi Holding BV en Crale BV] zijn eigenaresse van al het onroerend goed zoals dat door de werkmaatschappij Prowi Project- en Winkelinterieurs B. V. wordt gebruikt. Het onroerend goed is gelegen te Hengelo (O) aan de Chopinstraat 10-13. De ondergrond is vervuild. De saneringskosten worden geschat op ƒ 2.400.000,00 a f 2 . 700.000,00.
De provincie Overijssel en de gemeente Hengelo hebben zich in het verleden bereid verklaard tot sanering over te willen gaan waarbij een eigen bijdrage werd gevraagd van ƒ 300.000,00. De gemeente Hengelo heeft aangegeven dat indien de onroerende zaak wordt verkocht en geleverd aan een derde conform artikel 75 en verder van de wet bodemsanering de kosten volledig zullen worden verhaald op de verkrijger.

Deze uitspraak die ook op schrift is gezet heeft een enorme invloed op de waarde van het onroerend goed. Het is overigens de vraag of de gemeente Hengelo c.q. de provincie Overijssel op een eerdere toezegging kunnen terugkomen. ’
‘De zekerheden van de bank zijn:

  • Verpanding van debiteuren, voorraden en inventaris.
  • Drie hypothecaire inschrijvingen op de bedrijfspanden,
  • Verpanding door Olimar BV van alle aandelen in Prowi beheer BV.
  • Compte joint en mede-aansprakelijkheidsovereenkomslen tussen de
    vennootschappen onderling.
  • Borgstelling door de heer G. Korver. ’ [slechts gedeeltelijk waar]

In zijn tweede verslag, 20 januari 2003, meldt de curator:
‘Zoals u bekend, wordt het bedrijfspand thans tijdelijk verhuurd aan Prowi “nieuw”. Omdat de ondergrond is vervuild en de kosten van sanering ongeveer gelijk zijn aan de waarde van het pand. Een verkoop of veiling zal dit moment niet tot de mogelijkheden behoren. [Dit is onwaar en een kennelijke aanloop om de grond met waardevolle opstallen (waarde bijna € 3 mln) voor een appel en een ei aan Leusink te verkopen. De ondergrond van de bedrijfspanden was niet vervuild. Slechts een deel van de onbebouwde grond grenzend aan de spoorlijn was vervuild.
Omdat de provincie Overijssel destijds heeft toegezegd voor sanering te willen zorgdragen tegen betaling van een bedrag groot ƒ 300.000,00 wordt thans geprobeerd de gemeente Hengelo welke in het kader van de Wet Bodemsanering de verplichtingen van de provincie heeft overgenomen zover te krijgen deze toezegging ook gestand te doen richting een koper van de onroerende zaak. Ten einde dit te bewerkstelligen heeft  ING Bank op haar kosten een milieurechtspecialiste ingeschakeld om dit uit te zoeken.

Er (24-06-2005) heeft een bespreking met de gemeente Hengelo plaatsgevonden in aanwezigheid van de milieurechtspecialiste en ondergetekende. De gemeente Hengelo heeft het voornemen mei omstreeks 1 februari a.s. mee te delen o f men bereid is op bovenvermelde gronden alsnog tot sanering over te gaan. Indien de gemeente dit weigert wordt een procedure overwogen op basis van kwalitatieve rechten. (Boek 6
Art. 6:251) uiteraard zouden eerst met uw overleg voeren.’

In zijn derde verslag, 28 mei 2003, meldt de curator:
‘De ondergrond onder het thans verhuurde bedrijfspand is sterk vervuild. Het in mijn vorige verslag gemelde omtrent een toezegging van de provincie Overijssel is wel juist, toch heeft slechts betrekking op een deel van de verontreinigde ondergrond. Dit heeft tot gevolg dat de waarde van de bedrijfspand sterk wordt gedrukt. In feite is sprake van een negatieve waarde, omdat de kosten van de verontreiniging hoger zijn dan de waarde van de onroerende zaak. Inmiddels is de onroerende zaak met uw instemming onderhands verkocht. Levering moet nog plaatsvinden. ’

De strategie van de curator is nu wel duidelijk: hij hutselt beide terreinen door elkaar en doet alsof het oude terrein van Prowi, waarop de nieuwbouw van 2001 is opgericht, volstrekt vervuild en daardoor waardeloos is met het kennelijke doel deze activa later aan Leusink te kunnen verkwanselen. Het oude terrein is niet of nauwelijks vervuild, en de ondergrond onder de bebouwing al helemaal niet. De rapporten die over de vervuiling van dit terrein zouden moeten bestaan zal de curator moeten tonen.
Hoewel de curator op 28 mei 2003 aan de rechter-commissaris schrijft dat levering nog moet plaatsvinden, heeft hij de betreffende activa op diezelfde dag al geleverd, aan een besloten vennootschap van Leusink en Crans (HeHe BV) voor € 220.000. De verzekerde waarde van de opstallen was volgens een taxatierapport juni 2002 € 2.960.000. Dat bedrag was gebaseerd op berekeningen van bouwkosten inclusief bijkomende kosten zoals architektenhonorarium maar exclusief BTW. Daarbij komt dat het Crale terrein na reiniging van het grondwater door de gemeente voor woningbouw geschikt is (Prowi ligt in een woonwijk) en dan circa € 500 per vierkante meter waard is, dus ruim € 1.500.000.

In zijn vierde verslag, 22 augustus 2003, meldt de curator:
‘In mijn vorige verslag heb ik melding gemaakt van sterke vervuiling van de ondergrond van de onroerende zaak. Omdat de saneringskosten hoger zijn dan de -waarde van de onroerende zaak is in feite sprake van een negatieve waarde. Er bleken slechts twee mensen geïnteresseerd om tot een onderhandse aankoop van de onroerende zaak over te gaan, te weten de oud-eigenaren van Prowi Project- en Winkelinterieurs BV. Inmiddels heeft met uw toestemming een onderhandse verkoop plaatsgevonden, waarbij de onroerende zaak is verkocht en geleverd aan de oude eigenaren.’

Uit de transportakte van 28 mei 2003 blijkt dat alle percelen met alle opstallen van Prowi Holding BV én alle percelen van Crale BV aan Leusink en Crans zijn verkocht en aan HeHe BV zijn getransporteerd. In de grondstukken van Crale BV was op dat moment nog een stille reserve van € 1.500.000 aanwezig doordat de gemeente Hengelo nog steeds verplicht was het grondwater te reinigen. Wanneer dat is gebeurd is de grond volledig geschikt voor woningbouw en kan naar schatting € 1,5 mln opbrengen.
Bij elkaar heeft de curator onroerend goed ter waarde van € 4.500.000 voor € 220.000 verkocht. Daarmee heeft de curator Leusink bevoordeeld en Korver/ING bank benadeeld.

8. Curator vraagt in bewaringstelling van Korver

Omstreeks dezelfde tijd dat de curator de onroerende zaken aan Leusink verkoopt, vraagt hij de rechtbank om een aanhoudingsbevel voor Korver, met als argument dat Korver weigert de gewenste inlichtingen te geven. Daarbij negeert de curator dat Korver na het faillissement op 18 september 2002 gedurende vijf volle weken ter beschikking had gestaan om informatie te verschaffen. Ook negeert de curator dat hij in zijn verslag van 20 januari 2003 heeft medegedeeld dat hij, via zijn advocaat, contact met Korver had. Dat contact was voldoende voor het vragen en verkrijgen van alle gewenste inlichtingen. Ook had de curator via de heer Korvers accountant, Hoftijzer vragen kunnen stellen aan Korver. Uit de declaratieverslagen van de curator blijkt dat Korver hem over meerdere weken regelmatig telefonisch heeft gesproken en of getracht heeft hem telefonisch te bereiken. De curator heeft geen aanvullende inlichtingen aan de toenmalige advocaat van Korver gevraagd. Ook heeft de curator nooit aan Hoftijzer om inlichtingen gevraagd. De curator heeft nog aan Hoftijzer nog aan de advocaat van Korver gevraagd of Korver zich bij hem wilde vervoegen.
In zijn derde verslag van 28 mei 2003 stelt de curator: ‘ Omdat de heer Korver spoorloos is en hij niet voldoet aan zijn verplichting de curator alle gewenste inlichtingen te verstrekken heb ik de rechtbank verzocht een beschikking af te geven, waarbij een verzekerde bewaring stelling wordt bevolen. De rechtbank heeft inmiddels [op 6 mei 2003] een der gelijke beschikking afgegeven.’

Korver en ondergetekende vermoeden dat de curator het bevel heeft aangevraagd om het faillissement langer te kunnen laten voortduren, om Korver verdacht te maken en omdat hij langzamerhand het idee moet hebben ontwikkeld dat Korver toch niet meer in Nederland zou komen.
Wanneer Korver op 24 januari 2005 via Schiphol voor de zoveelste maal Nederland bezoekt waar hij met zijn eega de FIOD in haar onderzoeken inzake Prowi ondersteund, wordt hij aangehouden en een nacht in verzekerde bewaring gesteld. De volgende dag verschijnt Korver, tezamen met zijn broer, zijn advocaat en de curator voor de rechtbank Almelo waar Korver verklaart alle nodige inlichtingen te zullen verstrekken. Wanneer Korver aan de curator een e-mail overhandigt waaruit blijkt dat Korver naar Nederland was gekomen om ondergetekende en de FIOD te bezoeken, raakt de curator volgens aanwezigen verlamd van schrik. De curator heeft weinig haast met het verkrijgen van inlichtingen want hij kan Korver pas zes dagen later ontvangen. Dat gesprek, op 31 januari 2005, ging voornamelijk over de vervuilde grond die door Crale
was gekocht.

Blijkens een bericht in het Overijsselse dagblad Tubantia van 3 mei 2005 heeft de curator een strafzaak “aangezwengeld”. Op 22 april 2005 doet de FIOD een inval bij de afdeling bodem van de gemeente Hengelo, Leusink, diens accountant KroezeWevers en Prowi.

Korver en ondergetekende zijn ervan overtuigd dat de curator de ‘strafklacht’ uitsluitend heeft ingediend om de aandacht van zichzelf af te leiden. Het is uitermate onwaarschijnlijk dat de curator pas na 31 januari 2005 van het feitencomplex op de hoogte is geraakt waarover hij een strafzaak heeft “aangezwengeld” Er is ook geen reden om aan te nemen dat hij pas na 28 mei 2003 van deze zaak op de hoogte is geweest. Veel logischer lijkt het, gemeenschappelijke overtuiging van Korver en ondergetekende, dat de curator van het spelletje van Leusink met de gemeente op de hoogte is geweest en dat heeft gedoogd.

Wanneer de curator pas na 28 mei 2003 op de hoogte zou zijn geraakt dan zou hij nog tekort zijn geschoten door niet direct aangifte te doen nadat hij op de hoogte was geraakt.

9. Groei faillissementscrediteuren (in euro’s)

Eerste faillissementsverslag:
Preferent (fiscus en bedrijfsvereniging) 200.000
ING Bank 2.700.000
crediteuren 470.000
Totaal 3.370.000
Tweede faillissementsverslag:
Olimar preferent
Prowi Holding, preferent 15.694
Prowi Interieur preferent 213.469
Crale, preferent 1.055
Preferent totaal 230.218
Olimar, concurrent (ING Bank) 3.886.992
Prowi holding
Prowi Interieur, concurrent 470.826
Crale 92
Concurrent totaal 4.357.910
Totaal generaal 4.588.128
Derde faillissementsverslag:
Olimar preferent
Prowi Holding, preferent 16.117
Prowi Interieur preferent 525.826
Crale, preferent 1.055
Preferent totaal 542.998
Olimar, concurrent (ING Bank) 3.886.992
Prowi holding
Prowi Interieur, concurrent 470.826
Crale 92
Concurrent totaal 4.357.910
Totaal generaal  4.900.908

Vergeleken met het tweede faillissementsverslag is de post preferente schuldeisers van Prowi Interieur met € 312.357 gestegen en ruim verdubbeld. Het totaal generaal is dan €4.900.908.
Niet vermeld is welke bedragen ondertussen aan wie zijn betaald. Naar schatting is ongeveer € 800.000 aan de bank betaald.
Ondanks de omstandigheid dat op 28 mei 2003 door de levering van het vastgoed aan Leusink en Crans € 220.000 is binnengekomen, is het saldo op de boedelrekening sindsdien met niet meer dan € 8.000 gestegen.

10. Korver is het slachtoffer van misdrijven

De curator heeft onroerende zaken met een waarde van naar schatting € 4.500.000 voor € 220.000 aan Leusink en Crans verkocht. Daarmee heeft de curator zowel de ING Bank als Korver benadeeld. Korver beschouwt zich als het slachtoffer van een aantal misdrijven. Leusink zal zich waarschijnlijk in een strafzaak verdedigen met het argument dat hij niet de curator heeft opgelicht want dat de curator de relevante feiten met betrekking tot de grondwaterreiniging door de provincie/gemeente Hengelo kende. Korver en ondergetekende vermoeden dat dit inderdaad het geval is en dat de curator bewust heeft meegedaan met het benadelen van Korver. Tijdens het gesprek op ons kantoor memoreerde ik reeds dat de Korver enerzijds de
strafvervolging en eventuele veroordeling van Leusink en de curator toejuicht maar dat Korver anderzijds toch hogere prioriteit stelt aan het verkrijgen van schadevergoedingen.

We hebben inmiddels waargenomen dat de heer Leusink geen onroerende zaken meer op zijn naam heeft staan. Wij zijn daardoor nogal gealarmeerd in de mogelijkheid verhaal te halen. Uitdrukkelijk willen wij, voorzover wij daartoe in staat gesteld worden, meewerken aan strafvervolging maar om de belangen van de Korver te beschermen gaan wij wel door met onze eigen onderzoekingen en ook met het nemen van onze eigen maatregelen. Met dit laatste zullen wij naar verwachting in de tweede week van juli een aanvang nemen.

Wanneer u wenst dat bepaalde onderzoekingen of juridische acties dezerzijds uitgesteld worden in het belang van uw onderzoek dan verzoeken wij u ons specifieke door ons te ondernemen acties te noemen met vermelding van het aantal weken dat u voor die actie een pauze zou wensen.

Hoogachtend,
P.T. Lakeman,
Voorzitter SOBI

Bijlage 1 financiële informatie door Leusink
Resultaten Prowi
In de jaren 1997 tot en met 2000 steeg de omzet met 68%. Het nettoresultaat steeg van ƒ239.000 in 1997 v i a / 476.000 en / 1.270.000 naar ƒ 1.310.000 in 2000. Voor de drie eerste kwartalen van 2001 werd een resultaat van ƒ 884.000 getoond. Voor het 4e kwartaal werd een verlies verwacht want de raming voor 2001 was ƒ 820.000.
Gedurende deze jaren was het gemiddeld aantal werknemers vrijwel stabiel. Dat steeg slechts van 47 tot 54 personen. De kosten van inlenen van personeel stegen echter van ƒ 100.000 in 1997 tot ƒ 880.000 in 2000 en zelfs tot ƒ 829.000 in de eerste drie kwartalen van 2001. Dit laatste betekent dus op jaarbasis een kostenpost van ƒ 1.105.000, hetgeen ruim 20 mensen betekent. De post debiteuren bedroeg gemiddeld bijna één maand. In werkelijkheid zou dat echter wat hoger kunnen liggen omdat de omzet in november en december kleiner was dan gemiddeld per maand. De voorraden bedroegen gemiddeld ruim 2 maanden omzet. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de post debiteuren. Voor het 4e kwartaal had Leusink onder meer de volgende gegevens aan de rapporteur versterkt (ondergetekende heeft in de 2e kolom over de eerste drie kwartalen de gemiddelde cijfers per kwartaal toegevoegd):
Antwoorden lijst / informatie memorandum.
Met dezelfde medewerkers (35 meubelmakers, twee metalen werkers en een spuiter) kan een omzet van ƒ 20.000.000 worden behaald in de nieuwe constellatie, aldus Leusink.
Uit een setje grafieken, waarover Korver later de beschikking kreeg, blijkt dat de omzet van Bart Smit in de tweede helft van 2001 gedaald was tot 25% van de omzet in de eerste helft van dat j aar. Die achteruitgang hangt niet samen met een seizoenpatroon bij Bart Smit want in het voorafgaande jaar 2000 was de omzet
gelijkmatig verdeeld over de beide jaarhelften. Uit de grafiek blijkt dat de omzet van Bart Smit na juni 2001 is ingestort. Ook blijkt dat de totale omzet van Prowi in de tweede helft van 2001 meer dan 40% onder de omzet van de eerste helft 2001 lag. De omzet van heel Prowi was dus mét die van Bart Smit mee ingestort.

omzet 2.250.000 3.154.000
personeel skosten(inclusief management) -990.000 1.363.000
verlies voor belasting – -120.000 295.000

1 Concept rapport van raadgevend ingenieursbureau Witteveen en Bos van 11 november 1997.

Mission News Theme door Compete Themes.

Copyright @ De Charlatan 2017 – Published Defiance Press & Publishing – New York

RSS
Follow by Email
Facebook
Twitter
WP-Backgrounds Lite by InoPlugs Web Design and Juwelier Schönmann 1010 Wien